Drie heren hadden aangemonsterd voor de Sagitta 2017: Barry, Louis en Robert.
Barry kwam op Hemelvaartsdag al om mij gezelschap te houden bij de tocht van Leeuwarden naar Harlingen. Ik had de ochtend besteed aan de laatste klusjes aan de nieuwe achterbank, die nu uit een stuk betonplex bestond en alle spullen verzameld die nodig zijn voor een expeditie. Dat is altijd een heel gezoek en gedoe.
Barry en ik lunchten nog even op ons gemak en vertrokken rond 13:00 uur naar Harlingen. We hadden het tuig gestreken om de wachttijd te minimaliseren.
Al meteen bij de eerste brug hield ik wel de achterkant van ZeeFier in de gaten, maar niet de uitstekende mast. Het toplicht schampte langs de megafoon van de bruginstallatie en bungelde een paar meter boven en achter het schip. Even later was het toplicht verdwenen. Gelukkig was het een simpel tuinlampje met ledjes, dus de schade was erg beperkt.
Het weer was geweldig en Barry en ik genoten. Net na Dronrijp zwommen we zelfs even in het kanaal. Voor Barry iets te fris, maar ik vond het heerlijk.
Op weg naar Harlingen zagen we nog een enorme zeesleper de Hunter op stapel voor een verlenging. Indrukwekkend, die enorme romp en die lappen staal. De schroef is manshoog.
Rond 19:30 lagen we in de Noorderhaven, naast een catamaran. Het zetten van de mast ging soepel met de nieuwe hijsinstallatie aan de voormast en omdat we het strijken al samen hadden gedaan. We kookten pasta aan boord. Daarna toch maar eens aan wal kijken. Eerst raakten we in gesprek met de schipper van de catamaran Witchcraft, die samen met zijn vrouw de wereld rond had gezeild en volgende week naar de Azoren zou vertrekken.
Ondanks de HT race de volgende dag was het rustig in de stad. We konden nog net voor sluitingstijd een glas whisky drinken bij een hotel aan de kop van de Noorderhaven en liepen weer richting boot, toen ik bedacht dat we meer 50 cent munten nodig hadden voor het opladen van de accu’s. De deur van café de Pijpenla stond uitnodigend open, dus wij naar binnen voor één drankje en de muntjes. Het publiek bestond uit twee Harlinger zeelui, de barman en een Engelsman bij de gokkast. We bestelden whisky en waren blij met de muziek. Beth Hart, bleek ze te heten. Barman Paul draaide de hele avond alleen muziek van haar, zeer tot ons genoegen. We raakten aan de praat met Paul en de andere gasten en hoorden het levensverhaal van Paul, die een goed verteller is. Een paar whisky’s later stonden we weer buiten met mooie herinneringen aan een prachtavond en mét de 50 cent munten waar Paul mij aan had helpen herinneren.
Vrijdagochtend kwamen Louis en Robert aan boord. Haast was er niet, want we hoefden pas om 11:oo uur uit de haven te zijn. Terwijl we in een lange colonne schepen uit de Noorderhaven opvoeren naar de brug, ging het licht op rood. Een Duit schip voor mij blufte zich er gewoon doorheen, ondanks mijn aanroep in het Duits dat hij toch echt moest stoppen. Hmmm, zo’n klein scheepskanon zou dat wel een nuttige toevoeging zijn.
Buitengaats wachten wij voor anker op het vertrek van de roeiers, net als de halve bruine vloot. Er waren weer prachtige schepen bij:
Het roeien was zwaar, zag ik: een dikke drie tegen. We moedigden flink aan en genoten van het prachtige zeilweer.
Net onder Terschelling moesten we achter iedereen het Schuitengat in, al kruisend. We deden meerdere pogingen, maar raakten steeds verder verwijderd van het gat. Ik belde Sjoerd Hibma van de wedstijdorganisatie, die vriendelijk aanbod ons wel op te komen halen. We bleken later toch te ver verwijderd voor een sleep. We besloten naar Vlieland uit te wijken.
Voor de beruchte havenmond van Vlieland, draaide Robert de kop in de wind en we streken de zeilen. Helaas kwam er toen een lijn in de schroef, dus we ankerden en ik ging te water om te zien wat er gedaan kon worden. Ik ben nu al zo vaak met het mes tussen mijn tanden overboord gestapt, dat het bijna een meme is geworden. Bovendien is het wel ‘piratey’, dus deed ik dat. Uit voorzorg had ik nog wel een lijn onder mijn oksels om in geval van nood weer binnenboord gehaald te kunnen worden. Het stroomde inderdaad best behoorlijk, maar ik kon de lijn zonder te snijden uit de schroef halen. Toen op naar de havenmond.
Ik dacht eerlijk gezegd niet dat mijn motor alleen genoeg zou zijn, maar we bleken de stroomsnelheid goed de baas te kunnen, dus voeren we door. Robert stuurde. Geen idee waarom ik dat niet zelf wilde doen, maar waarschijnlijk dacht ik dat ik meer voor ZeeFier kon doen met een stootwil in mijn hand. Robert deed het perfect: al driftend stuurde hij de havenmond in en eenmaal binnen corrigeerde hij op tijd voor het plotseling wegvallen van de stroom.
We legden aan naast een scherp jacht en lagen 6 schepen van de wal. Een klipper zou om 8:00 uur ‘s ochtend vertrekken naar Terschelling, dus we regelden een sleep, zodat we netjes om 9:30 bij de start van de Sagitta konden zijn.
We dronken koude Hertog-Jan en sneden om toerbeurt de groenten voor de vegetarische curry met rijst. Naast het zeilen zelf vind ik aan boord koken en ondertussen ouwehoeren heerlijk om te doen. Primitief, maar overzichtelijk en het smaakt na zo’n dag ook nog eens extra goed.
‘s Ochtends om 7 uur eerst een lange klim over alle 6 de schepen naar de wc, koffie gezet en ontbeten. Een vrouw op onze buurboot uitte haar bewondering voor ons. Ik wist niet zo goed wat ik daar mee moest, want wat viel er nou te bewonderen aan vier kerels die het erg naar hun zin hebben op een sloep? Het zal wel het gebrek aan comfort geweest zijn, wat haar tot die uitspraak bracht. Daar heb ik, zeker bij mooi weer, eigenlijk nooit last van.
Ik had me ‘s nachts druk zitten maken over de haven uitgesleept worden met sterke stroom. Ik had besloten dat het veel beter zou zijn om buiten de havenmond te wachten en daar de sleep te beginnen. We spraken dat af met de klipper en liepen uit. De klipper voer ook uit en passeerde ons bovenwinds zonder taal noch teken. Fijn. Dus dan toch maar op eigen kracht naar Terschelling. Gelukkig was de stroom matig en vanaf de Vliestroom weer mee.
We kwamen keurig om 9:40 bij de start, waar Sjoerd Hibma ons een kaart en routedetails overhandigde vanaf een zeilend schip (best stoer).
We mikten, net als iedereen, op de kentering halverwege de Slenk, zodat we maximaal van de stroom zouden profiteren. Helaas moest er het eerste stuk gekruist worden en dat is niet ZeeFiers sterke punt. Met een goed bediende fok (op tijd vieren en pas wanneer er snelheid is weer aanhalen) is er nog best wat te winnen en dat lukte ook vandaag. Helaas viel bij het peilen de vaarboom over boord. Ondanks twee pogingen lukte het niet hem weer binnen te halen, dus concentreerden we ons weer op de race.
De kentering pakte voor ons heel goed uit. Mooi op tijd kregen we stroom mee.
We dachten bij halve wind wel een paar boten in de te kunnen halen, maar dat lukte niet. Wij werden juist voorbij gevaren door boten die na ons gestart waren. Alleen in het laatste stuk, toen we wing-and-wong (melkmeisje) voeren, konden wij niet worden ingehaald. De eerste vier boten waren al gefinished, maar er was een spannende strijd tussen de laatste drie. Zelfs het topzeil van de boot voor ons werd nog even gezet.
We gingen als één na laatste over de finish. Zie voor het wedstijdverslag de site van het Wakend oog.
Op weg naar de haven weigerde de motor. We zeilden zover mogelijk door en belden Sjoerd voor een sleep. Op aanwijzing van de havenmeester moesten we beiden omdraaien. De ruimte was te krap en de stroom werkte nu tegen zodat we met een flinke vaart tegen de veerboot van Terschellings Eigen Veerdienst opvoeren. De voormast flink de klap op en er waren alleen twee schaafplekken te zien. Uiteindelijk mochten we op de aangewezen plek ook nog niet aanleggen.
Bij de nazit was er voldoende koud bier, kwam onze vaarboom onverwacht toch weer boven water (Karel van de Veer had hem opgevist) en kregen de kinderen van Albert Idzinga de bokaal. Die hadden ze dik verdiend, want ik had Albert alleen midscheeps gezien. Bij het praatje werd nog even gerefereerd aan onze sterk verbeterde zeilvoering. In 2015 hadden we met gereefd zeil gevaren en dat ziet er bij een jonkzeil slordig uit, dus vandaar.
Ik ben op zich niet zo competitief, maar als laatste eindigen was nou toch ook niet helemaal het plan. Volgende keer toch maar netjes de anti-fouling eronder en misschien zelfs bolling in de zeilen maken.
Robert kreeg helaas een nogal woeste aanval van hooikoorts. Hij nam de veerboot terug. In high spirits begaven Louis, Barry en ik ons naar West, waar we goed aten bij NAP, na twee terrassen. Het weer bleef namelijk geweldig.
Om terug te komen zouden we bij de kentering op de Vliestroom moeten zijn. Dat betekende vroeg op: 5 uur. Gek genoeg is weinig slaap bij slapen in de buitenlucht niet zo erg. De herrie van de roeiersfeesttent had me zeker tot 1 uur wakker gehouden, maar ik voelde me niet moe. Ik genoot van dit uitzicht:
Stilletjes verlieten we de haven. Geen brullende diesel bij ons, al grapten we nog even of we niet toch motorgeluiden moesten maken.
Met de stroom mee voeren we naar het Schuitengat. We hadden wind tegen en moesten kruisen en al snel was de kentering een feit. Nu werd het echt knokken. We zetten de motor bij en wisten met handig laveren toch nog voortgang te blijven boeken. Ik twijfelde of we op de Vliestroom konden komen voordat de stroom de sterk werd, maar we bleven voortgang maken, dus gingen we door. Pas om half tien haalden we het, na een zeer goed gemikt rak van Barry, dat ons langs vier boeien stuurde. Schuitengat-ZeeFier 1-1.
De terugreis van de Vliestroom naar Harlingen nam maar twee uur in beslag, door opkomend tij. We voeren door de sluis en lunchten op zoet water. We hadden de wind in de rug en, omdat we al best wat stroom hadden verbruikt in het Schuitengat, besloten we alleen de hoofdmast te strijken. De fok konden we dan gebruiken voor extra snelheid/besparing van stroom.
In één geval lukte het om al zeilend door een brug te komen na een oproep via de marifoon. Wanneer een brug niet snel genoeg open ging, streken we snel de voormast en zetten hem na de brug weer. Barry en ik werden daar al snel handig in. Louis stuurde liever, genietend van het zonnetje. Door het zeil daalde de accu-spanning pas in Leeuwarden onder de 50%.
De voormast bleek wel aanzienlijk verbogen door de aanvaring met de veerboot, maar liever de mast, dan de boot, want geklonken aluminium laten herstellen is heel wat moeilijker dan een alu buis recht laten buigen.
Terugkijkend was het weer een echt avontuur: in gevecht met stroom en wind, een havenmond binnen driften, een race en een ‘bender’.