De laatste keer dat ZeeFier een kwast had gezien was in 2010. Toen de kiel werd geplaatst, heb ik het onderwaterschip in de anti-fouling gezet. De nieuwe kiel heb ik toen onbehandeld gelaten. Ik had geen tijd om alle verflagen netjes op te bouwen.
Vier jaar later zat er wel behoorlijk wat aangroei op, vertelde Sytze van de werf ‘ de Twee Provinciën’ mij. Het was tijd om aan de slag te gaan.
De oude Hempel twee componenten verf uit 2007 wilde ik opnieuw gebruiken. De primer zag er echter niet goed uit: klonterig en stroperig ook na stevig roeren. Een nieuwe primer voor de kiel, anti-fouling en diverse ditjes en datjes brachten de schade al snel op 400 euro. Exclusief loodshuur. Slik. En toch is het dat waard: Ik heb zeven jaar niets hoeven doen en zowel boven als onder water waren er heel weinig putjes of plekken. Bovendien was de twee componenten verf voor de andere lagen nog wel bruikbaar. De lak van de Ijssel was zelfs nog in nieuwstaat na zeven jaar.
Ook het werken in een loods bleek het waard: Ik kon het terrein op wanneer ik wilde, had stroom en goede verlichting bij de hand. Rekening houden met het weer hoefde ook niet meer. Voor een verfklus toch wel heel fijn. Duur vond ik het trouwens ook niet. Dank Sytze.
Mijn lichaam is niet gewend aan kruipen, bukken en draaien, dus de eerste dagen had ik het erg zwaar. Stratemakerskniebeschermers en tijd om aan het werk te wennen, hielpen. Niet te lang doorgaan, maar pauzes nemen heb ik ook geleerd te doen. Wijsheid komt echt met de jaren.
Nu de boot eenmaal hoog en droog in de loods lag, maakte een oud verlangen zich van mij meester : de overbodige schroefas van de diesel eruit halen en ‘en passant’ nog wat gaten vullen in de aluminium stootrand. Ik benaderde daarvoor Marco, mijn eerste aanspreekpunt voor alles dat metalig is. Marco is tevens mijn leraar beeldhouwen in staal en steen.
Het lukte helaas niet om een lasapparaat te huren met Hemelvaart. Desondanks besloot ik de as er wel uit te halen. Met hulp van Marco ging dat verassend soepel. Hij sleep de achterkant van de as door, waardoor ik de rest van de as er aan de binnenkant zo uit kon trekken. Het resterende deel konden we in drie stukken zagen en verwijderen. Gelukkig konden alle delen buiten de boot worden doorgeslepen. Al die metaaldelen in een aluminiumsloep zouden me nachtmerries hebben bezorgd. Ik ken horrorverhalen over staal dat in reactie met blank aluminium in één nacht een gat in het alu oplevert.
Het gat dichten was ook niet al te ingewikkeld: Marco vormde een plaat aluminium aan de achterkant van het gat en één plaatje dat precies in het gat viel. Beide goed ontvet, geschuurd en in de Sikaflex gezet. Met popnagels in de oorspronkelijke boutgaten van de as hebben we aluminium plaatjes vastgezet. Nu zijn popnagels niet waterdicht, maar als voorzorg hadden we elk gat voorgevuld met SikaFlex en bovendien een plak SikaFlex over het hele werkje gesmeerd. Tijd om dat weer in de primer te zetten en de verflagen op te bouwen was er immers niet meer. Bovendien geeft dit een gladde afwerking aan een plek waar veel popnagels de wateraanstroming zouden kunnen verstoren.
Gelukkig was er ook nog wel tijd voor werk dat niet per se noodzakelijk, maar wel schoonheidsbevorderend was: de stootrand polijsten. Ook dat had ik voor het laatst zeven jaar geleden gedaan. Dankzij de rolsteiger die bij de loods hoort kon ik er goed bij. Het blijft wel een klerewerk: met een zware machine op 1000 toeren aanslag wegpolijsten.
Het geheel was zeker niet van het niveau dat Diederik en de zijnen zeven jaar geleden hadden bereikt in de botenloods, maar ik was toch best tevreden. Het verwijderen van de as was een opluchting.
Op de terugweg bleek dat ZeeFier een bekende route ongeveer 20% sneller voer dan vóór de verfklus. Als slagroom op de taart bleek dat ik het roer nu los kon laten zonder dat het schip meteen van koers veranderde. ZeeFier vaart nu gewoon rechtdoor als je naar voren loopt om een lijntje los te knopen. Geweldig.