De 16e editie van de NoorderRaid start op 16 augustus 2024.
12:00 vertrek uit jachthaven ‘t Hunzegat, Zoutkamp
een Verhoef sloep met een jonktuig
De 16e editie van de NoorderRaid start op 16 augustus 2024.
12:00 vertrek uit jachthaven ‘t Hunzegat, Zoutkamp
De 15e editie vol met avonturen, kiespijn, magische borrelnootjes, een zinderende ZeeFier en een reddingsactie.
ZeeFier vertrok al op zondag 30 juli uit Leeuwarden met Barry, Matthijs en Cookie aan boord. Joris en Ymke hadden het briljante idee om al vóór de raid het Wad op te gaan. Dat wilden we meemaken. Bovendien staat droogvallen met ZeeFier al eeuwen op mijn verlanglijst.
We troffen de Minne al snel en omhelsden Ymke en Mark. Gewoontegetrouw maakten we beide boten aan elkaar vast. Dat is gezelliger en spaart de accu’s van ZeeFier. Manouvreren gaat uitstekend: met 2 motoren kunnen we om onze as draaien.
Omdat het rotweer zou worden, meerden we bij de Froskepôlle. Cookie en ik lieten Ymke het eiland zien, waar we vaak komen.
In de kajuit van de Minne was het ouderwets gezellig. Ymke deed een poging een spel te spelen, maar het bleef bij kletsen en drinken.
Aan het ontbijt zei Ymke dat ze toch wel erge kiespijn had en of het niet beter was de kies eruit te laten halen. Gelukkig kon ze al om half twaalf terecht bij een tandarts in Leeuwarden. Ymke, Cookie en ik stapten af bij de Van Harinxmabrug.
Barry en Mark zouden het span boten door Leeuwarden loodsen. Dat zag er niet veelbelovend uit: De tegenwind op het Van Harinxma kanaal blies de boten bijna tegen de brug aan, ondanks de inzet van beide motoren. Stressvol als je aan de kant staat en niets kunt doen. Het kwam goed. Later bleek dat 1 van de kruislijnen was losgegaan, waardor het span onbestuurbaar werd. Goed om te weten.
Ymke, in zeilpak, en ik, in een waterdichte overall en zeillaarzen, doorkruisten half Leeuwarden om de afspraak te halen. Met kiespijn, pestweer en blaren in mijn zeillaarzen, was er weinig animo om de bezienswaardigheden te benoemen.
Cookie en ik droogden op op een vreemd geplaatste maar zeer welkome stoel in de hal van het bedrijfsgebouw van de tandarts. Na een half uur kwam Ymke weer naar beneden met haar kies in een zakje en een recept voor anti-biotica.
Een opluchting, al was de pijn nog niet weg, dus haalden we snel meer pijnstillers voor haar en pleisters voor mij. Daarna trakteerde ik ijskoffie bij Stek naast de Vrouwenpoortsbrug, dat zoals altijd vol zat. Tot groot vermaak van iedereen binnen, zaten we buiten in onze zeilpakken, onder een zeiltje met af en toe een buitje onze koffies te drinken.
Barry en Mark waren met de boten al helemaal door Leeuwarden heen, dus konden we langs de Prinsentuin en door het Rengerspark naar de Dokkumer Ee lopen. Geen straf.
We vervolgden de tocht en haalden nog dezelfde avond op het Dokkumer Grutdjip met het Lauwersmeer onder handbereik. Dat was een record of dat leek zo door de drukke dag die we hadden. Twee keer probeerden Mark en ik het span boten achteruit in een box te krijgen, maar dat was te hoog gegrepen voor die dag, dus meerden we op een deels beschutte plek aan.
Ons rendez-vous met Joris en Hidde in Zoutkamp had geen haast en er zou een fikse onweersbui komen die ochtend, dus na een relaxed ontbijt met verse croissants uit mijn nieuwe oven-pan, zwommen Ymke en ik een rondje. Al zwemmend, maakten we een intense stortbui mee. Prachtig gezicht, zo’n laagje ‘nevel’ boven het water met dat geluid en zonder haast, want nat waren we toch al.
Rond een uur of twaalf vertrokken we alsnog naar Zoutkamp met een gunstige wind. Op het meer koppelden we de schepen los en hesen de zeilen. ZeeFier voerde vol zeil op een voordewindse koers en begon op te stijgen. Met een grote glimlach keken Barry en ik elkaar aan: Het ‘Tinus op de BSA’ gevoel was er weer. Maar plotseling kwam het zeil naar beneden. Gelukkig zonder gewonden en zonder schade. Wat bleek: We waren vergaten de neerhaler los te maken. Daardoor werd de druk op het zeil zo groot dat alle lijntjes op de ra in 1 keer scheurden. De ra hing ongeschonden boven in de mast en wilde niet naar beneden komen. Vast beledigd over zo’n slechte behandeling.
Afijn, weer een les geleerd, zoals er altijd wat te leren is op het water.
Op de fok naar Zoutkamp ging prima. In ´t Hunzegat voegde Joris zich bij ons met zijn vriend Hidde. Hidde verdiende meteen bonuspunten door in de mast te klimmen en de ra naar beneden te halen.
Ymke, Joris en Hidde besloten met de Krab het meer op te gaan. Hidde wilde gaan wingsurfen op zijn foil.
De ZeeFier en de Minne bleven die middag in Zoutkamp. Mark dompelde zich onder in zijn unieke muzikale nostalgie.
Barry en ik besloten meer te gaan zien van Zoutkamp, aangetrokken door een toren met een schip erop. Dat bleek een kerk in sobere jaren 60 stijl. We kwamen langs de visboer, kozen schelvis en voegden daar nieuwe aardappelen, witte wijn en prei aan toe.
Toen ik de tent aan het opzetten was, kwam Hidde in de box naast mij aangeraasd, remde soepel af, en ging zitten op de steiger alsof hij net aan was komen lopen. Hij was de hele Slenk af gesurfd en niet één keer in het water gevallen.
Om 10 uur ‘s avonds in de feestelijk verlichte tent van ZeeFier, bleken vis en wijn een koningsmaal. Het plan was om de volgende dag het Wad op te gaan, maar de weersvoorspelling beloofde niet veel goeds. We spraken af naar Lauwersoog te zeilen en daar ter plekke te beslissen.
Woensdagochtend monsterde Mark aan op de ZeeFier aan en Ymke op de Krab. We knoopten het zeil opnieuw vast aan de ra en repareerden een scheur met ductape. We hadden zuiderwind en konden dus zo de Slenk af naar Lauwersoog. Het regende af en toe, maar we hadden ons daar inmiddels mee verzoend. Bovendien hebben beide boten in ieder geval één droge plek.
Op de steiger voor de Robbengatsluis peilde ik of men een oversteek naar Schier zag zitten: Een volmondig ja van beide bemanningen, dus we gingen. Schutten in de sluis ging probleemloos en we voeren het Wad op. Nog een kleins tukje stroom tegen, maar de harde wind (4-5, met uitschieters naar 6-7) blies ons als een speer naar Schier. We vonden de betonning nogal verwarrend en lieten de Krab, waar Joris een nautische routeplanner gebruikte, voorop varen om ons te gidsen. Omdat we geen berekeningen hadden gemaakt, bleven we in de geul.
Het ging best hard, al viel dat niet zo op door de stroom, maar eng vond ik het eigenlijk niet. Geen grote golfslag, met vol tuig varen kon prima en veel ervaring aan boord. Joris kwam langszij varen en maakte deze video:
Ik heb m wel 100 keer bekeken, zo onder de indruk was ik van ZeeFier. Ze sneed als een dolfijn door het water en leek te roepen: ‘meer, meer, meer!’. Barry was onder de indruk was haar zeewaardigheid.
Even later sprong de bemanning van de Krab 10 cm de lucht in toen de veerboot een stoot op zijn hoorn gaf omdat de Krab haar voor de voeten voer. Ook daar was weer wat geleerd. Barry had het al aan zien komen, maar we konden niet op tijd de aandacht trekken van de Krab.
Ik kreeg het onderhand koud in mijn t-shirt onder mijn overall en mocht een wollen trui van Barry lenen. Nare jeugdherinneringen aan veel jeuk hielden me even tegen, maar ik kreeg er geen spijt van. Lekker warm, maar niet te warm en de kriebeligheid voelde ik na een kwartier al niet meer. Niet voor niets zijn schipperstruien altijd van wol gemaakt.
Bij Schier streken we de zeilen en motorden naar de plaat oostelijk van de jachthaven. Mark wist dat dit geschikt was en had er zelf lang geleden gelegen. We liepen eerder vast dan gehoopt. Ik stapte over boord om ZeeFier los te trekken, Mark voegde zich bij me. Het water zakte nu snel, dus we konden de boot niet beter positioneren. We brachten beide ankers uit en verwonderden ons over de snelheid waarmee het water verdween. Het water werd op de hielen gezeten door steltlopers, die vast uit Duitsland kwamen, zo grondig werkten ze alles af.
Ymke, Joris en Hidde kwamen de plaat opgelopen. Ze waren met de Krab in de haven gaan liggen, maar wel nieuwsgierig hoe het bij de ZeeFier was. ZeeFier lag tevreden uit te rusten in de modder met een klein beetje slagzij. Op het schip zelf, was dat niet eens storend. Hoewel ik wadpoten had meegenomen, deed niemand een poging de boot recht te zetten.
Cookie deed aanvankelijk wat onwennige stappen in die smurrie, maar al snel nam zijn nieuwsgierigheid het over.
Langzaam, genietend van deze vreemde wereld liepen en gleden we naar de wal. Het voelde heel raar om je boot zo achter te laten. Ymke spotte een krab met een Napeleon complex. Ik proefde een stukje verse zeekraal: Heerlijk.
Aan wal stond een heuze voetenwasinstallatie. Top gewoon. Cookies nieuwsgierigheid betaalde zich uit; hij had bij het vuilnis van de jachthaven een bak shoarma buitgemaakt.
We liepen Schier op; Barry, Mark en ik op blote voeten.
Zelfs zo konden we terecht bij Van der Werff en kregen ook nog een tafel in de lounge voor hotelgasten toegewezen. We vierden de overtocht met bier en uitstekende bitterballen (met echt draadjesvlees, dat was lang geleden). Joris daagde Ymke uit voor een potje schaak. Cookie deed bijna een ober struikelen door zijn goed gekozen plekje. Mark en ik bekeken oude foto’s op de gang.
De vorige keer dat we op het eiland waren, hadden Ymke, Mark en ik leuk gebiljart in de Tox bar, dus dat wilden we weer. De jonge garde ging dat inderdaad doen, maar de zon brak door, dus bleven Mark, Barry, Cookie en ik lekker op het terras zitten. We aten (vega) hamburgers, die zo groot waren dat ik de rest van de avond en nacht niet meer naar eten omkeek. Om half negen liepen wij terug naar ZeeFier om op tijd weer aan boord te kunnen stappen. Ymke, Hidde en Joris gingen nog een wandeling maken. Dat bleek later een heftige trek langs 2 vuurtorens te zijn geworden.
De wind bleef ruimend en stond nu uit het westen, zodat we niet meer aan lagerwal lagen, maar het was best spannend om op de ankers te te vertrouwen.
Op mijn tandvlees fixte ik een usb oplader voor onze telefoons, Barry en Mark improviseerden een slaapplek voor Barry op het achterdek. Ik ging liggen en werd pas wakker toen ik tegen de huid van het schip lag. Mark en ik gingen er even uit en daar was het Wad in al zijn glorie: Maanlicht, slik, masten, zilte lucht en stilte. Heel bijzonder.
De volgende ochtend bleek dat de boot keurig gedraaid was tegen de vloedstroom in. De ankers hadden niet gekrabd. Barry’s geïmproviseerde slaappplek was droog gebleven al was er wel veel water overheen gegaan. Mark en ik hadden ergens in de nacht besloten overdwars te gaan liggen. In het krappe vooronder een ingewikkelde onderneming. Deze terugkeer naar de 19-eeuwse slaaphouding bracht meer slaap dan je schrap te moeten zetten om niet naar beneden te glijden. Het klinkt zeer oncomfortabel, maar dat viel me erg mee, allemaal.
Donderdagochtend was de timing van ons vertrek simpel: Uit de jachthaven naast ons voeren de eerste schepen uit met een grotere diepgang dan de onze. We voeren dezelfde route als de heenweg en we hadden geluk: De wind was nog verder gedraaid en kwam nu uit het Noorden. Ideaal voor ons.
Op de heenweg – een dag eerder– hadden we ook al geluk met de wind. Heel bijzonder.
Om een uur of twee voeren we op het Lauwersmeer. Barry kreeg trek en keek in een al aangebroken zak borrelnootjes die al twee dagen in de buitenlucht lag en vele buien had doorstaan. Tot onze verbazing bleek de inhoud nog super knapperig: Magische borrelnootjes!
De Krab was later vertrokken dan wij, maar voer dwars over de plaat terug naar Lauwersoog en was maar een half uur na ons op het meer. We koersten weer naar Zoutkamp om de andere deelnemers van de NoorderRaid op te vangen.
De tocht naar Schier bleek donderdagavond het hoogtepunt van de week, omdat Louis en co wegens een crematie verhinderd zouden zijn en de meeste vaste gasten af hadden gezegd vanwege de weersvoorspelling. Ymke was de kiespijn zat en ging thuis bijkomen.
Hidde vertrok en Joris zou naar een familiebijeenkomst waar hij normaliter nooit bij is.
Ik zocht contact met Eilert en wist hem op tijd te waarschuwen. Louis was zo vriendelijk om een mail te sturen dat de Raid geannuleerd was.
Het voelde best wel dubbel: Ik had me verheugd op het jaarlijkse, organische groepsgebeuren. Aan de andere kant was de tocht naar Schier geweldig en was het samen met de Minne opvaren ook weer erg leuk, dus ondanks alles zaten we voor mijn gevoel toch in een vrij luxe positie. Dat werd maar weer eens onderstreept door het maal dat Joris en Barry kookten: Pasta, met sperziebonen, salami en ansjovis.
Mark had 2 vaatjes Duits bier mee, die ook nog in mijn koeler pasten. Mark hield ons voor dat het maar 5 liter per vat was, dus eigenlijk best weinig. Maar het werd toch een vrij wilde avond met een brak ontwaken mijnerzijds.
Hoewel geannulleerd, gingen we de volgende ochtend door alsof er niets was gebeurd. Louis en Eliza kwamen op de koffie en namen heerlijke koeken mee. Om 1200 uur dronken we koffie bij de receptie en monsterde vriend Lars aan. We waren nu met vier man, 2 boten en 1 hond. De dunste bezetting ooit. Ik opperde om gewoon naar het eiland te gaan, een vuur te maken en zaterdag de terugtocht te ondernemen. Dat was een goed plan, maar Mark was uitgeteld en bleef met de Minne achter in Zoutkamp.
Barry, Lars, Cookie en ik zeilden ZeeFier de Slenk op, deels kruisend. In het begin gaat dat stroef maar steeds beter, Lars stuurde en genoot. Lars’ vocabulaire breidde zich elk half uur met 1 woord uit. Best grappig, hoeveel specifiek nautische termen je eigenlijk gebruikt, zonder dat je het door hebt. Ik heb ze niet geteld, maar ik schat dat we zeker 30 woorden moesten toelichten. Leuk om te doen.
Om een uur of half drie zei Barry dat hij zin had in patat. In Esonstad konden we met een patatje oorlog het laatste staartje van onze kater echt overboord zetten, dus dat voelde goed. We zeilden naar het eiland met halve wind en ik kon zowaar een kort tukje in het vooronder doen.
Aan ligplaatsen was geen gebrek: Er waren maar vier schepen en we werden vriendelijk geholpen met aanleggen door een Duitse watersporter.
Om een uur of zes kwam Mark toch nog aanvaren met de Minne. We zaten net aan de borrel, met een goede pepersalami, waar Cookie een wakend oog op hield. Toen Mark naast ons meerde, was ik zo bijdehand om de salami buiten bereik van Cookie te leggen. Toen zag Barry een heleboel vissende aalscholvers aan de overkant. Fascinerend, dat had ik nog nooit gezien. Hierdoor had ik even niet opgelet en Cookie greep zijn kans. Hij schrokte de worst met loodje en al naar binnen. Ik hoopte nog dat de peper hem serieus ongemak zou geven, maar helaas.
We sleepten de tentkisten van ZeeFier naar de vuurplaats en staken het vuur aan. Lars had whisky meegenomen, dus dat was helemaal in de roos. Ik deed een poging marshmellows te maken, maar was de enige, dus de lol was daar snel af. Barry speelde twee stukken op zijn shakuhachu. Het blijft een bijzonder geluid: Melancholiek, maar ook meditatief. Muziek weet bij mensen wel vaker een gevoeligde snaar te raken, maar deze muziek tokkelt rechtstreeks op die snaar, zo voelt het.
We verbrandden één van de wadpoten op het vuur. De andere wadpoot was spoorloos. Overboord gegaan zonder dat iemand het had gemerkt. Omdat we maar met z’n vieren waren, was de Minne deze keer Party Central.
Zaterdagochtend was er nauwelijks wind. ZeeFier en de Minne lagen al naast elkaar en dus besloten we ze weer aan elkaar te koppelen voor de terugreis. We kwamen zelfs nog een jonkgetuigd bootje tegen uit Denemarken. Uit respect hesen we ZeeFiers voorzeil. Helaas streek de andere boot net zijn zeil voordat we elkaar passeerden.
We hadden ruim de tijd voor de terugtocht en dat was maar goed ook, want in de Willem Loré sluis moest er een legpuzzel gelegd worden met 2 luxe motors, 1 duwbootje en onze schepen. De voorste luxe motor werd bestuurd door een vrouw, die zowel haar eigen schip als de bijboot in het gareel kon houden. We sloegen haar bewonderend gade, maar kwamen wel in actie toen het hele zaakje verder naar voren moest worden gelegd.
Er zouden weer flink wat regenbuien vallen, dus we besloten te meren vóór Dokkum. We aten Eintopf uit Marks ijzeren voorraad. ‘s Avonds maakte ik een wandeling met Cookie en zag de schoonheid van dit oude land: Oude dijken, een kronkelige vaart en een zachte glooiïng aan de zuidkant met paarden.
Zondag maakten we een stop in Dokkum voor wat boodschappen. We bekeken de fontein van Dokkum, 1 van de elf. Ik vond ‘m prachtig: Interessante vorm en een mooi contrast tussen het ijs en het brons.
Op ons gemak voeren we naar Leeuwarden. We zaten heerlijk in de zon.
In Burdaard bij de molen stond een man die ons toeriep dat er een hond aan het verdrinken was aan de overkant. Ik zag inderdaad een hond, bibberend met zijn poten wanhopig krabbend in een hoekje van een botenhelling. In paniek had hij de uitweg niet in de gaten. We meerden snel. Ik maakte oogcontact met het dier en we spraken snel af dat zij op de tel van 3 zou afzetten en ik haar omhoog zou trekken. Raar om dit zo op te schrijven, maar zo ging het echt.
Op de wal, bibberde het teefje nog wat na, schudde de stress van zich af, rende wat warrig heen en weer, maar kwam al snel weer bij zinnen. Ze kwam me bedanken en nog een minuut later had ze al weer praatjes, zoals Barry dat raak typeerde. Blijkbaar hoorde de hond bij dit erf en kon ze nu haar taak van waakhond weer oppakken. We voeren verder.
Een paar jongens waren aan het sneupen naar statiegeldblikjes. Dat vond Lars een initiatief dat beloond moest worden. Snel verzamelde hij blikjes, die ik vulde met water uit de vaart om ze naar de kant te kunnen gooien. Nu had ik een kortstondig Kameleon gevoel: van het ene avontuur in het andere.
Natuurlijk strandden we weer voor de brug in Leeuwarden. We meerden achteraan de rij aan. Toen kwam er een schip aan varen met een Duitse vrouw op de boeg, die vroeg of dit de wachtrij was. Wij bevestigden dat, waarop de Duitsers helemaal naar voren doorvoeren en daar meerden. Ik zeg er niets meer van, maar fantaseer over een kanon dat balletjes verf schiet en de hagelwitte Gründlichkeit eens grondig verziekt.
Net voor de Noorderbrug ontdekte Lars dat het koelwater uit de Minne bruin werd. Voor de tweede keer deze reis moest Mark de impeller vervangen en er was nu geen vervanger meer. We wilden op de motor van ZeeFier naar huis varen, maar dat zag ik niet zitten want er was te weinig capaciteit om 6 ton boot comfortabel naar huis te krijgen. We besloten in de Prinsentuin te meren, de accu’s te laden en de volgende dag een nieuwe impeller voor de Minne te regelen.
We kookten nog één keer pasta met alle groente die er nog was. Heel gezond weer. Barry en Mark bleven achter, Lars, Cookie en ik gingen naar het station.
Mark had Arda gevraagd een impeller te brengen en de heren kwamen die maandagochtend naar mijn huis varen. Maar de Minne gaf zich nog niet gewonnen. Vlak voor de allerlaatse brug begaf de keerkoppeling het, die Mark gelukkig wel kon fixen. De brugwachter van de Greydanusbrug vond dat niet zo’n goed idee, maar was zelf niet bereikbaar op de marifoon.
De 15e NoorderRaid was in het water gevallen, maar de tocht was weer leuk, leerzaam en levendig.
Vrijdag 16 augustus 2024 zien we elkaar weer in Zoutkamp vor de herkansing.
Barry, Mark, Matthijs en Cookie ontmoetten elkaar op 4 augustus in de Prinsentuin in Leeuwarden. Barry was met de trein gekomen en Mark had ZeeFier op sleep met de Minne. Het vertrek was een stuk minder chaotisch dan het jaar ervoor, al moesten Mark en ik wel de masten en zeilen aan boord tillen. Zoals gewoonlijk stak het geïmproviseer op ZeeFier nogal af tegen de strakke en schone Minne.
Ze zeggen wel: ‘zo hond, zo baas’. Voor schepen en hun stuurlui geldt denk ik hetzelfde.
We pasten met ons vieren goed op de Minne, zolang Cookie tenminste in Sfinx houding op het dek bleef liggen. ZeeFier had een klein beetje motor bij en bij nadering van bruggen konden we met 2 motoren met het koppel heel goed manouvreren. Hoewel het inmiddels de 10e keer was, blijft de Dokummer Ee toch heel plesant. Er is langs de Ee veel meer te zien dan rietkraag en de route naar het Lauwersmeer voert langs het prachtige, glooiende land langs het Dokkumer Grutdjip.
Het weer was, net als in andere jaren, fantastisch: zon, wind 3-4. Dat beloofde weer wat.
We meerden bij een Marekrite plek tussen Dokkum en Dokummer Nieuwe Zijlen. Cookie had zich prima gehouden, maar was zichtbaar blij met vaste grond onder zijn poten.
Helaas betekende dat ook dat Cookie de hele avond bij de boot van de buren stond te schooien. Gelukkig vonden die mensen dat niet vervelend, anders had ik C-maatregelen moeten nemen.
Nog diezelfde avond zetten we de masten van ZeeFier. Ik haal altijd opgelucht adem als dat gebeurd is. Vanwege de kans op schade en ongelukken, maar vooral omdat ik met een lege kuip ook weer een leeg hoofd heb. Een leeg hoofd had ik denk ik ook toen ik vertrok, want ik was mijn slaapzak en mijn zeilpak vergeten. Van Mark kon ik gelukkig een deken lenen.
Louis was donderdagavond al in de haven. Dat is natuurlijk ook zijn habitat.
Menno was in de haven aan het werk. Hij timmerde een schip in. De loods waarin dat gebeurde was bloedheet, dus het was hoog tijd om te gaan zeilen. Menno had dat tot zijn spijt lang niet zo vaak gedaan als hij wilde. We kletsten bij met een koud biertje uit mijn nieuwe dubbelwandige koelbox. Ideaal. Een dag eerder had ik daar koelementen ingelegd en nu was het bier nog steeds koud.
Vrijdagochtend gingen Mark en ik eerst naar de receptie. Via mail had ik ons aangemeld. Koffie en thee stonden voor ons klaar om 12 uur. Prima geregeld en leuk om weer terug te zijn. Corona bleek voor zoveel vraag naar ligplaatsen gezorgd te hebben dat er nu een wachtlijst was voor seizoensplaatsen.
Deelnemers dit jaar waren: De Freya, met Anton en Isolde, de Alife sloep met Menno, de Huibertje met Willem, Martijn en Bastiaan, de Lizzy Bend met Jan, de Koh-I-Noor met Joris, Roos en Simon, de Minne met Louis, Mark, Roos en Ymke, de ZeeFier met Nikki, Martijn, Barry, Matthijs en Cookie.
Gerben-Jan was op de fiets gekomen als opstapper. Zeer gemist werd Eilert, die een gecompliceerde breuk had opgelopen. Voor sommige mensen is het op zee nou eenmaal veiliger dan op land.
Zelfs brandhout was er, zonder dat ik daar om gevraagd had. 2021 was ook het jaar waarin de elektrische motor mainstream was geworden: De Freya, Menno’s sloep en de Lizzy Bend voeren elektrisch.
Op ons gemak met een gunstige wind voeren we de Slenk af naar het eiland. Altijd weer leuk: paarden in het water, vogels en foto’s nemen van elkaars boten.
Op het eiland raakte iedereen met iedereen aan de praat, we zwommen wat, gooiden een balletje, aten geweldige Chili con en sin carne van Louis. Het ging schoon op. Simon sarde nog dat het dus niet genoeg was, maar daar stond hij alleen in.
Het weer hield zich goed, Ymke nam de muzikale leiding, Joris herontdekte de kisten als percussieinstrument en Cookie deed alsof hij onbrandbaar was.
Zaterdagochtend een kort palaver met een opdracht: Zoveel mogelijk stickers plakken op de boeien van het Lauwersmeer. Op de stickers staan mijn publieksonvriendelijke schepsels. Over stickers gesproken: Er waren ook geinige ‘niet te gebruiken na’ stickers in omloop die hun weg hadden gevonden naar menig nietsvermoedende zeiljas. Grappig, al had op mijn zeiljas moeten staan: ‘Niet te gebruiken vóór 10 uur ‘s ochtends’.
Cookie had zich danig misdragen. Hij had een hele zak krentenbollen opgevroten met plastic en al. Het ‘bruine monster’ werd zijn bijnaam bij de familie Leopold.
ZeeFier voer een fijn stuk over het meer en bracht toen Nikki en Martijn naar de bus in Lauwersoog. Daar even een heerlijk dutje gedaan. De wind was wat weggezakt en donkere wolken verzamelden zich langs het meer. Barry en ik deden nog een rondje over het meer en voeren toen terug naar Lauwersoog.
Bij Lauwersoog wilde ik het zeil strijken, maar de val bleef steken. Heel hard trekken aan het zeil hielp niet. Barry en ik besloten aan te leggen naast een sleepboot. Het stel op de sleepboot was ex-beroeps en zeer hulpvaardig. Door op het dak van de kajuit te gaan staan en een hele lange vaarboom bovenin de val te steken kon ik de boel weer los krijgen. Gelukkig, want anders had ik er in moeten klimmen.
We liepen als laatste Lauwersoog binnen en legden aan bij de steiger net onder de dijk, mooi tegenover Sterkenburg. Als vanouds een prima visje gegeten op het terras. Het was de hele dag droog gebleven, op het meer althans, rondom waren veel stortbuien geweest. Nu was Lauwersoog aan de beurt voor een plensbui. Gelukkkig was het eten op en zaten we onder grote parasols.
Er was geen wind en de accu’s van Freya en Lizzy Bend hadden niet genoeg sap meer, dus kregen ze een sleepje van ZeeFier. Het weer zou snel verslechteren, dus hopelijk zouden we het eiland voor die tijd bereiken. Dat liep anders: Zuidwest boven het Lauwersmeer kwam er een stormfront aan. Dichterbij leek het nog het meest op een enorme, boogvormige worst. Zodra we daar onder voeren begon het enorm te loeien, alsof iemand een windmachine had aangezet. Ook de golven werden flink.
Recht tegen de wind in blijven sturen werd een uitdaging. Eén keer ging het bijna mis. De boten op sleep kwamen erg dichtbij en we zaten bijna aan lagerwal. Barry hielp met de vaarboom, want mijn motor was met deze wind en golven niet genoeg. Het kwam goed en daarna concentreerde ik me alleen nog maar op recht tegen de wind in varen.
De bemanning van de Lizzy Bend zat achterop waardoor de boeg enorm op een neer deinde. Gelukkig kon ik – boven de wind uit- duidelijk maken dat dat niet ideaal was. Het probleem was verholpen toen 2 mensen zich naar de mast hadden verplaatst.
Het duurde een eeuwigheid en we werden flink nat, maar na een dik uur zo ploeteren konden we het meer af de vaargeul naar het eiland in. Daar was de golfslag een stuk minder. Pfff. Weer een hoop geleerd. Onder andere dat het een uitstekend idee was om een vaarboom te lenen in de haven. Door daarmee te roeien had Barry ons weer op koers gekregen. Een andere geleerde les: Als de wind wegvalt en er zijn donkere luchten, moet je oppassen. Letterlijk de stilte voor de storm.
Opgelucht legden we aan bij het eiland, zetten snel de tent op. In no time was ZeeFier weer Party central. We deden een maf drankspelletje, waar ik me niet veel van herinner behalve het ‘adje des(interesse)’, dat je moest drinken als je niet op zat te letten.
Het weer werd wat beter maar rond half één kregen we commentaar op het geluidsniveau. Vervelend natuurlijk. Normaliter is dat geen probleem want dan zitten we allemaal bij het vuur. De volgende ochtend is de burentwist gelukkig bijgelegd.
Op zondagochtend overhandigde ik de prijs voor de muziek aan Ymke en Joris. Het fanfarehoedje stond haar goed. Ben benieuwd wanneer die op een ander hoofd terecht komt.
Anton en Isolde hadden alle stickers geplakt met een speciale techniek die Isolde had uitgevonden. Geweldig!
Daarom en omdat ik zeker wilde weten dat ze in 2022 weer zouden komen, kreeg de Freya de wisseltrofee.
Als beeldhouwer en als mens kan ik erg genieten van deze expressie op het gezicht van Anton.
De terugreis zondag was makkelijk. Voor de wind met een dikke 5-6, dus zelfs met alle bagage gingen we knoerthard. Zo rond vijfen waren we aan het pilsen in de kuip van de Minne, toen er naast ons een speedbootje afmeerde met drie jongens aan boord. Ze waren zo aangedaan dat ze geen knoop meer konden leggen. Ze bleken met deze harde wind vanaf Texel gekomen in regenpakjes zonder zwemvesten. Dat was zo’n rare actie dat even later de Douane de hele boot kwam doorzoeken.
Op weg naar een pizza in Zoutkamp liepen we spontaan gallerie backtozero binnen. We werden hartelijk ontvangen door een stel, beiden actief in de kunst. Leuk gesprek en interessante kunst aan der muur. We sloten de avond af met een heerlijke pizza bij L’Ancora.
Maandag zeer op ons gemak weer terug, waardoor we natuurlijk de bruggen in Leeuwarden weer niet haalden. Ach ja, de vakantie nog maar iets verlengd. Dinsdag kwamen Mark, Cookie en ik thuis. Mirjam vond mij harder stinken dan Cookie, dus dat was nieuw.
NoRd 2021 was weer een klinkend succes.
Heel graag tot ziens op 5 augustus 2022 in Zoutkamp!
Eind juni stuurde ik een mail dat we ook in corona tijd wel rond een kampvuur zouden passen, mits het vuur groter zou zijn. Veel enthousiaste respons maar ook een flink aantal afzeggingen en onverwachte aanmeldingen kwamen in de weken daarna.
Ondertussen was ik bezig ZeeFier vaarklaar te krijgen. Dat was zoveel werk dat ik er een apart stukje over heb geschreven.
Zeilers zijn denk ik wel de laatste groep die zich in zijn bewegingsvrijheid laat beperken. Zo ook Albert Idzinga, die met een plan kwam voor NoorderSail. Hij wilde met de coaster Varia Nova de Dokkumer Ee opvaren om uiteindelijk aan te haken op de NoorderRaid.
Albert zocht de publiciteit en wilde ook voor de NoorderRaid wat meer aandacht genereren. Ik hield dat af, omdat ik meende dat de vaste groep op het kleine eiland maar net zou passen, coronaproof.
Ymke, Mark, Barry en Cookie troffen elkaar dinsdagochtend 4 augustus. Mark had de Minne helemaal door zijn handen laten gaan. De mastbreuk van vorig seizoen hersteld, geverfd, de motor vertroeteld en een dieptemeter gemonteerd. Ze zag er geweldig uit toen Ymke en Mark aanmeerden bij mijn huis in Leeuwarden.
Dit in scherp
contrast tot ZeeFier, die weliswaar goed in de verf zat, maar nog
geen middendek had, accu’s die niet waren aangesloten en maar één
bakskist. De bakskist aan stuurboord had ik tot mijn grote frustratie
de dag ervoor moeten verwijderen, omdat de maatvoering niet klopte.
Ik was het klussen aan ZeeFier helemaal zat.
Met de hulp van
mijn vrienden kregen we alles gelukkig snel opgelost. Het aansluiten
van het accupakket leidde heel even tot hoogspanning: Mark maakte
kortsluiting waardoor een ratel prompt vaste werd gelast. Marks
reflexen zijn echter uitstekend (een medisch wonder) en hij schopte
de ratel er snel af.
Met enige ongerustheid over de staat van het accu pakket voeren we Leeuwarden in. Het weer was geweldig en er stond een westenwind 3-4. De Dokkumer Ee kon weleens bezeild zijn, morgen. Omdat Mark net wel en Barry en ik net niet op tijd door de brug konden, raakten onze lotgevallen enige tijd ontstrengeld, wat weer gevolgen bleek te hebben.
Barry en ik lagen in de schaduw van een boom te wachten op de opening van de Slauerhoffburg, naar mijn mening de meest verrassende brug van Nederland. Omdat de zeilen van ZeeFier nog niet gemonteerd waren, besloten we het voorzeil op te tuigen. Dat was fijn om te doen. Een stuk monterder voegde ik me weer bij Mark en Ymke, die achter de Varia Nova bij de Harmonie lagen aangemeerd. Als onderdeel van de eerder genoemde NoorderSail had Albert zijn schip namelijk ook in gebruik als varend concertpodium.
Bij het meren had Mark een landvast van de Varia Nova niet gezien en prompt zijn boegspriet gemold en ook een meningsverschil met een Duitser gehad. Het was geen fijne dag voor Mark.
Ondertussen lagen de Minne en ZeeFier op een plek, die ik onverwacht mooier vond dan de Prinsentuin zelf en er was goed eten, koud bier en gezelligheid. De gezelligheid nam toe omdat Roos, een huisgenoot van Ymke, zich bij ons voegde en Albert en Douwe ook regelmatig een borrel kwamen halen. Bij zeer aangename temperaturen begon de band Walter contant en de sikkehillys te spelen. Dat klonk uitstekend!
Mijn zorgen over het accupakket verdampten toen er 56 volt spanning bleek te zijn en Albert vertelde dat hij wel vaker accu’s oppepte door er flink wat spanning doorheen te jagen. Het was een hele mooie avond met vooruitzicht op een spektakel, dat de volgende ochtend zou plaatsvinden.
Woensdagochtend 5 augustus monsterde Gerben-Jan aan met zijn Viking boot en bracht Mirjam op de valreep een gastank die ik was vergeten. Snel voeren we weg, achter de Varia Nova aan, die al voor de Vrouwenpoortsbrug lag te wachten.
Het zicht vanuit ZeeFier was iconisch: De Varia Nova met haar geklonken huid en prachtige luchtinlaten, de brug en de Oldehove.
Het was passen en meten maar Albert loodste er mooi strak tussendoor. Ook de, in mijn ogen, onmogelijk krappe bocht meteen na de brug was geen probleem. Albert had de pers ingelicht en verdiende daarmee een mooie foto in de Leeuwarder Courant.
Ik had een paar nieuwe hoofddeksels gevonden (deel van de voorpret voor mij) en op de tocht over de Dokkumer Ee werden die snel in gebruik genomen.
Omdat ik de kapiteinspet had opgezet, kregen we rijkelijk commentaar vanaf de wal: ‘Toet, toet, boing, boing, peppie en kokkie’!
De Minne was iets later vertrokken om de boegspriet te repareren, maar haalde ons voor Burdaard al in. Bij de betaling van het bruggeld riep ik spontaan naar de brugwachter dat ik voor 2 boten zou betalen en dat de Minne het wisselgeld wel in ontvangst zou nemen. Dat was een verrassing voor de Minne, maar Ymke repte zich naar voren om het klompje aan te pakken.
Toen ontvouwde zich een oer-Hollands tafereel. De brugwachter boog naar voren om de hengel met het klompje zo ver mogelijk te brengen, Ymke pakte het klompje vast, maar hengel en lijn waren niet lang genoeg om het klompje leeg te schudden. Ymke en de brugwachter lieten allebei niet los en de Minne voer door. De brugwachter werd bijna uit zijn huisje getrokken.
Het staat op mijn netvlies gegrift als een heel paradoxale gebeurtenis: Ymke had het geld in handen, maar kon er niet bij. Het was heel komisch om te zien.
Inmiddels zie ik het als een metafoor: De generatie twintigers lijkt geld aangereikt te krijgen van mijn generatie, maar kan er niet bij. Het klompje als brenger van het geld is de kers op de symbolische taart.
Bij Dokkum maakte ik dankbaar gebruik van het nieuwe vooronder om een tukje in de schaduw te doen. Ik moest wel eerst Cookie van zijn plek drukken, maar dat was geen verrassing. Hij had de schaduw gevonden en liet die niet zomaar schieten. Het was dan ook bijna 30 graden.
De Varia Nova bleef in Dokkum voor de tweede etappe van NoorderSail. ZeeFier en de Minne voeren door naar Zoutkamp. Eenmaal door de sluis bij Dokkumer Nieuwe Zijlen, sleepte de Minne ons tot op het Lauwersmeer.
Daarna nog een leuk stuk gezeild naar Zoutkamp. In de haven was het meteen gezellig. Louis was al aan boord van de Minne, Ymke en Roos zetten hun tent op. De bemanning van ZeeFier kookte pasta voor iedereen die nog niet had gegeten. Willem was er ook al, met kleindochter Jet en haar vriend Floris.
De mensen van het Hunzegat waren iets minder blij met onze komst. Ik was ze, door al het geploeter, vergeten in te lichten dat de NoorderRaid deze vrijdag van start zou gaan.
Vrijdagochtend probeerde ik eerst de mensen van de haven te spreken. De mater familias verwees naar haar dochter, Mark kreeg te verstaan dat de Raid vroeger toch veel beter georganiseerd was. ‘Korzelig’, was het mooie ouderwetse woord om de lading te dekken. We gingen eerst maar Zoutkamp in om de voorraad aan te vullen. Bier en ijsklontjes bovenaan de lijst, want niets is fijner dan een ijskoud biertje te drinken op het eiland.
Cookie had het wel zwaar met al die hitte. We probeerden hem al zwemmend via de botenhelling het water in te praten, maar hij ging niet.
Ondertussen verzamelde de vloot zich in de haven, wist ik nog een plekje te regelen voor Eilerts trailer en vond een nieuwe deelnemer ons. Dat ging zo: Een man met een petje kwam naar ZeeFier, stond even te kijken onder het genot van een shagje en vroeg toen aan mij of de NoorderRaid doorging. Ik zei: ‘Jazeker, dit is de NoorderRaid en we vertrekken nu’. Toen bleek dat Menno – op de gok- voorraden had ingeslagen en met zijn Alife sloep mee wilde doen. Dat vond ik natuurlijk vreselijk leuk en vooral een heel stoere actie. Welkom Menno!
Door mijn gebrek aan aandacht, last minute afzeggingen en een paar boten die rechtstreeks naar het eiland zouden varen, was ik het overzicht inmiddels wel kwijt. Daar kwam bij dat twee mensen me gewaarschuwd hadden dat het erg druk was op het eiland. Ik besloot eerst maar naar het eiland te varen en een plek proberen te claimen.
Met een boot of vijf voeren we rond de middag naar het eiland. Het was nog steeds erg warm, maar er was ook een ruime wind. Roos was bij mij aan boord gekomen. Ze was benieuwd naar het jonkzeil en nam het roer. Kletsend en zonnebrand smerend koersten we op ons gemak naar het eiland.
Met deze koers is ZeeFier het snelst, dus we kwamen als eerste aan. We vonden een plekje, vroegen wat andere schepen in te schikken en zetten met een lint een stuk kade af. Dat bleek voldoende om vrijwel alle schepen toegang tot de wal te bieden.
Willem was zo vriendelijk zich te ontfermen over het diner op zaterdagavond. Door de almaar krimpende en uitdijende deelnemerslijst heeft hij het aantal gasten wel een paar keer bij moeten stellen.
Al snel kwam Albert aanzeilen, zoals alleen Albert dat kan. Het ziet eruit alsof hij zonder handen fietst en toch alles in zich op kan nemen. Hij had de Varia Nova aan het begin van de slenk naar Zoutkamp geparkeerd.
Langzaam kwam iedereen binnendruppelen, met bier en brandhout. Louis had een grote pan Boeuf Bourgignon gemaakt. Ymke en Roos maakten er rijst en boontjes bij, waardoor 13 mensen heerlijk hebben gegeten. Al snel ging het kampvuur aan en werd er overal bijgepraat.
Frank van Zoest, een van de twee ‘original gangsters’ was ook gekomen, dus dat was bijzonder. Voor Menno en Albert was er ook een verrassing. Menno’s boot bleek Alberts eerste Alife sloep en de maker was op hetzelfde eiland.
Zaterdagochtend was er nauwelijks wind, maar wel veel zon. We gingen voor de koffie naar de Varia Nova. Daar voegden zich bij ons Viola en Joost, natuurlijk vaarders, met hun kinderen Maud en Leo.
Op het achterdek van de Varia Nova hield ik een kort palaver en gaf het woord aan Albert, die vertelde over zijn plannen om van het schip een expeditieschip te maken. Aansluitend gaf Albert een rondleiding door het schip.
Ik had het zo warm dat ik besloot niet onderdeks te gaan, maar te gaan zwemmen. Zo ongeveer iedereen onder de 30 had hetzelfde idee en al snel hadden we bedacht dat het achterdek van de Varia Nova een prima springplank zou zijn. We klauterden snel weer aan boord, onder de brug door naar het achterdek, konden maar heel even blijven staan op het hete staal en moesten toen de sprong van 4 meter maken.
4 meter is natuurlijk een heel eind naar beneden, dus sommigen moesten eerst wat moed verzamelen. De zwemmers moedigden de springers aan, net zo lang tot ook de jongste onder ons de sprong had gewaagd. Het is altijd mooi om te zien wanneer iemand zijn angst overwint.
Het bleef heel warm, maar er kwam gelukkig wel wat wind. We konden dus nog een lekker stukje zeilen. Ik was aan boord gestapt van de Koh-I-Noor met Mark en Louis. Onderweg naar Oostmahorn passeerden we ZeeFier. Ik riep spontaan ‘Cookie!’. Dat was dom, want Cookie had me nog niet gemist, maar nu maakte hij aanstalten om naar me toe te zwemmen vanaf ZeeFier. Begeleid door hevig geblaf voeren we het avondeten tegemoet.
Bij het avondeten in ‘t Mootje breidde het gezelschap zich weer uit met de dochter van Marja en Eelke, Maaike en haar vriend Jacob. Ook Eliza kwam langszij. Het eten was weer vanouds goed, al was het iets minder intiem dan vorig jaar omdat de groep verdeeld moest worden over afzonderlijke tafels met maximaal 4 personen. Maar dat drukte de pret niet.
Maaike en Jacob voeren op ZeeFier mee terug naar het eiland. Jacob maakte kennis met bier dat aan boord was ontstaan: ‘butterbeer’, halve liters Hertog Jan in een dikke laag boter, die door de aanhoudende hitte de hele koelbox had besmeurd. De procedure om butterbeer te nuttigen omvatte een hond, een theedoek en een totaal gebrek aan smetvrees van de drinker.
Onderweg naar het eiland passeerden we op korte afstand Gerben-Jan die in zijn viking boot was vastgelopen. Dat was vreemd, want we voeren er vlak langs en ZeeFier steekt veel dieper. We keerden om om Gerben-Jan te helpen, maar hij was toen al los. Zijn zwaard was onder water achter iets blijven hangen en vervolgens in de zwaardkast blijven steken.
Aan wal bleek het brandhout zo goed als op. Roos, Ymke, Jet, Floris en ik sprokkelden net voor het donker voldoende hout voor een mooie fik. Al snel was die aan en had zich een kring gevormd. Een aantal boten had besloten aan de overkant te gaan liggen, dus de groep was wat uitgedund. De afvallers zouden spijt krijgen van hun beslissing.
Om het vuur aan te maken had ik een fles lampolie meegenomen. Toen Jet en Floris die fles zagen, boden ze spontaan aan te gaan vuurspuwen. Het stel spuwde om beurten vuur, soms spuwden ze in 1 vlam of draaiden om hun as en spuwden vuur. De vlammen waren al spectaculair, maar dit was echt een show! Later hoorde ik dat ze dat vaker deden op festivals en dat Willem vroeger ook heeft vuurgespuwd.
Een half uurtje later kwam de tweede reden voor de afhakers om spijt te hebben. Vanaf het water kwam een geluid onze kant op. Eerst begreep ik niet wat het was, maar het bleek Barry met zijn shakuhachi. Hij dwong met zijn spel absolute stilte af. In die stilte nam, nee, sleepte hij ons mee op een etherische trip. Dan weer aanzwellende, dan wegstervende tonen, soms ingetogen, soms in vervoering. Het was echt een ervaring. En het was heel knap gespeeld, want er zaten veel passages in waar elke kleine misgreep meteen hoorbaar zou zijn geweest.
Om de avond helemaal compleet te maken, haalde Barry ook nog zijn fles cask-strength whisky ‘As we get it’ te voorschijn.
En zo bereikte de NoorderRaid 2020 weer een hoogtepunt. Net als anders zonder veel planning en organisatie. Dat zorgt er voor dat er altijd verrassingen zijn.
De volgende ochtend hebben we eerst Gerben-Jans boot gekanteld en het zwaard weer lopend gekregen. Dat was niet heel makkelijk, maar gelukkig was er meer dan voldoende kennis en hulp.
Daarna het slotpalaver met de uitreiking van de wisseltrofee. Telkens neem ik me voor langere speeches voor te bereiden, maar het komt er nooit van. Gelukkig komt ook niemand voor mijn palavers naar het eiland 😉 Bovendien is het eigenlijk ook niet nodig veel woorden toe te voegen aan de ervaringen van alle deelnemers. Het gebeurt allemaal in een groepsflow, waar iedereen, ook nieuwelingen, heel makkelijk instapt.
Afijn. Eerst heb ik Barry in het zonnetje gezet vanwege zijn geweldige spel de vorige avond. Dat deed ik met een hoedje van een fanfare. Het was duidelijk bedoeld voor een vrouwenhoofd en ik had ook Ymke in gedachten toen ik de hoed vond, maar Barry’s spel kon ik niet onbeloond laten.
Over de wisseltrofee hoefde ik ook niet lang na te denken: Iedereen die voorraden inslaat en naar een jachthaven gaat zonder precies te weten of het wel door gaat, wordt gedreven door pure passie voor het zeilen. Menno had dat gedaan en heeft bovendien een geweldige sloep die goed bij de rest past. Menno kreeg dus de prijs.
Die middag vertrok iedereen langzaam maar zeker in zijn eigen tempo naar Zoutkamp en alle andere windstreken. Gerben-Jan zou op eigen gelegenheid naar Dokkumer Nieuwe Zijlen varen en zich daar weer samenvoegen met ZeeFier.
Barry en ik zeilden naar Zoutkamp en ontdeden ons van alle bagage. We bleven even hangen om afscheid te nemen, maar voeren toen spoorslags weer terug, omdat ik graag die dag door de sluis van Dokkumer Nieuwe Zijlen wilde komen.
Dat lukte en we overnachtten gedrieën op een mooie ligplaats op de Alde Lunen, net voorbij Engwierum. Een nadeel was dat ik Cookie moest tillen en door een ondiepte waden om hem uit te laten. Ander nadeel was dat we per ongeluk Gerben-Jans spullen in Zoutkamp op de kade hadden gezet.
De volgende ochtend waren we vroeg wakker voor wat alweer een zonnige en warme dag beloofde te worden. We lagen op de eerste brugopening te wachten en zwommen ondertussen. De doorvaart van Dokkum ging weer vlot en de Dokkumer Ee was bezeild omdat er een Noord-Oosterwind stond. Dat is nog eens mazzel!
Bij Burdaard werd het vooral voor Cookie te warm dus we gingen op zoek naar een zwemplek voor hem. Cookie reageerde vreemd op een auto die ons passeerde. Mark bleek daar in te zitten. Hij had zijn zoon Max afgezet in Zoutkamp, alle achtergelaten spullen meegenomen en was op de gok naar Burdaard gereden.
We hadden een aangename lunch met z’n vieren en bedachten toen dat de bruggen in Leeuwarden tussen 4 en 6 uur dicht zijn. We hesen alle zeilen en zetten de motor bij voor extra snelheid. Dat ging echt heel hard, maar niet hard genoeg, want we haalden de eerste brug van Leeuwarden weliswaar net voor 4 uur, maar de brugwachter liet ons niet door.
Gerben-Jan was bij de Bonkefeart afgezwaaid.
Er zat niets anders
op dan de schaduw en een koud drankje te zoeken. Beide vonden we in
Bilgaard. Toen we die avond alsnog in peloton door Leeuwarden konden
varen, bleek de achteruit opeens niet meer te werken. Ik checkte de
schroef, maar daar zat niets in. Eenmaal uit Leeuwarden was het 7 uur
en waren we aan de verkeerde kant van Leeuwarden. De nog te passeren
spoorbruggen en verkeersbruggen zorgden voor nog meer oponthoud,
zodat ook de laatste bruggen niet meer bediend waren toen we daar
aankwamen. De accu was al behoorlijk ver ontladen en we kropen
vooruit. Voor de laatste brug heb ik een handzender, maar die werkte
niet, dus moesten we uiteindelijk toch de masten strijken om thuis te
komen.
Ik was knap pissig over de watersportprestaties van de
gemeente Leeuwarden. Het lukt namelijk wel om vanuit Terschelling in
1 dag naar mijn huis te varen, maar niet om van net buiten Dokkum
naar huis te komen.
Met een diep ontladen accu (15%) kwamen we net voor middernacht thuis. Een week later bleek de motor inderdaad kapot. Dat was jammer, maar ZeeFier was op tijd klaar en heeft het lang genoeg volgehouden voor een prachtige Raid.
Alle deelnemers: Bedankt voor jullie komst en tot 6 augustus 2021.
Ymke Eijlander schrijft het eerste deel van dit verslag:
Zoals elk jaar een bijzondere Raid achter de rug, dit keer met veel wind en weinig bootjes, maar met veel gezelligheid.
Voorafgaand met Matthijs, Mark, Ymke, Cookie en de ZeeFier:
ZeeFier vertrok dinsdagochtend vanuit thuisfront met Matthijs en Cookie, later zijn Mark en Ymke opgepikt. In één dag van Leeuwarden naar Lauwersoog gevaren, vliegensvlug met een heerlijk zonnetje en voor de wind.
De volgende dag na een gezellige avond en een frisse nacht onder de sterrenhemel voeren we naar het Wad en Schiermonnikoog, met het plan om de ZeeFier voor het eerst droog te laten vallen. Na een modderige wandeling met de hond en het verzamelen van vele mooie oesters begon het water weer te stijgen en zijn we naar de haven van Schiermonnikoog gegaan. Hier hebben we kunnen schuilen voor de fikse wind (kracht 6), met “een angstig gevoel van veiligheid”, een motto dat herhaaldelijk werd gebruikt in het weekend.
Na een prachtige dag op het eiland zijn we beland in de duinen met zeezicht, zonsondergang, betoverende maneschijn en het draaiende licht van de vuurtoren. Op weg naar de boot traden we nog een café tegemoet met een biljarttafel, erg gezellig dus. Vanwege wat onbevangenheid, een paar biertjes en een heldere avond zijn we verrast met een stevige bui om half zes in de ochtend zonder de tent te hebben opgezet. Na een tijdje onder zeil gegaan en te hebben gelegen om voor de regen te schuilen, heeft Matthijs de knoop doorgehakt om in de regen te stappen en zeilkleding aan te doen.
Ook waren onze buren van plan te vertrekken, dus gingen wij ook in de donkere schemering het Wad op, richting Lauwersmeer en uiteindelijk Zoutkamp om Barry op te pikken. Na in de haven van Lauwersoog de natte slaapzakken te hebben gedroogd zijn we verder gezeild naar Zoutkamp. Aangekomen in Zoutkamp werd er nog gezwommen, de zo nodige boodschappen en wandeling met de geliefde (zee)hond, Cookie, gedaan.
Matthijs vervolgt:
Ymke en Matthijs deden nog een poging aan mosselen te komen. Die hadden ze onder Schier al willen rapen, maar door de harde wind op woensdag en het plotselinge vertrek op donderdag was dat niet gelukt. Helaas, geen mosselen. Dus kochten ze maar kabeljauwfilet. Ook geen straf. Het lukte wonderwel om daar iets moois van te maken.
Donderdagavond bleken er nog vier boten over: Koh-I-Noor (met Louis), IKA (met Eilert en Walter), Hatseflats (een zeilvelt van Hubert en Klarie Bakker, gebouwd naar eigen ontwerp voor het tuig van een Tirrik) en ZeeFier (met Barry, Mark, Ymke en Matthijs). Jan Doddema kwam gezellig buurten en nam afscheid met achterlating van blikjes Hertog-Jan (‘dan denken jullie nog eens aan mij, morgen’).
De andere boten zagen het niet zitten met de voorspelde wind of hadden geen lust om op het eiland verwaaid te liggen. Daar zagen wij op zich niet tegenop, maar toen Eilert kwam met de mededeling dat hij écht zondag terug moest en anders weer naar huis zou gaan, besloten we – het plan is dat er geen plan is- wel te gaan zeilen maar in de haven weer te overnachten om beter weer af te wachten.
We vertrokken vrijdag op ons gemak. Het waaide al wel aardig. Een vier, herinner ik me. We spraken af eerst naar de eerste pier aan stuurboord te zeilen. De Hatseflats gingen er als een speer vandoor, Eilert was ook weer snel. Bij de eerste pier, was het veld wat uit elkaar en door de natuurlijke gravitatie, zo eigen aan de NoorderRaid, voeren we spontaan naar het eiland, waar Hubert en Klarie verwelkomden ons met een koud biertje en kaasstengels. Dat was goed ingeschat.
We kletsten wat, Cookie snuffelde rond, keken nog even bij de vuurplek en vertrokken weer na een half uurtje. Het regende wel – af en toe – maar dat drukte de pret niet. ZeeFier motorde terug. Op de Koh-I-Noor hadden Louis en Ymke naar Zoutkamp alles gekruist. Lekker sportief.
We waren om een uur of zes weer binnen en besloten met zn allen pizza te gaan eten in Zoutkamp bij l’Ancora. Dat beviel uitstekend. Hubert en Klarie gingen die avond al naar huis om de harde wind op de terugweg met een trailer voor te zijn.
Het waaide weliswaar hard, maar het weer was nu heel aangenaam. We zwommen in de haven en dronken bier in de tent van ZeeFier, die we nu toch maar wel opzetten.
Het woei die nacht ook stevig, dus het was fijn dat we in de haven lagen, al hadden we de boot in onze onwetendheid precies in de wind gelegd. Hmmm. Daar konden we twee lessen uit leren. De belangrijkste: de tent heeft windkracht 9 overleefd.
Want het was supergezellig op de drijvende huiskamer die ZeeFier nu was geworden. Er werd gemusiceerd, gedronken en geouwehoerd (ook in het Duits) dat het een lieve lust was. Het was dus lijden in luxe. Eliza kwam ook gezellig aanwaaien.
Een potje ‘steigeryoga’ onder leiding van Ymke, moest alleen wel worden afgebroken vanwege extreem harde windstoten. O well, dan maar een koud biertje 😉
We kwamen onze dag prima door. Ook een tweede poging aan mosselen te komen mislukte, dus aten we zaterdag paella met vis. Uit een kapotte vaarboom was die dag een grote lepel gesneden om te roeren.
Mark riep de aanwezigen op de wisseltrofee virtueel aan ZeeFier te overhandigen voor haar rol als huiskamer. Ik aanvaardde dankbaar. In 2020 zal ik de trofee aannemen van Hans en Margreet, iets toevoegen en doorgeven aan de volgende.
De wind zwakte ‘s avonds wat af, maar het was nog steeds een 6. Zondag luwde de wind pas rond het middaguur. Ik wilde met ZeeFier naar Dokkumer Nieuwe Zijlen, maar toen we op het punt stonden te vertrekken, waaide het alweer zo hard dat ik besloot de boot te laten liggen.
Die vrijdag hebben Louis en ik ZeeFier teruggevaren. Erg gezellig weer. Geen regen. We gingen via Zwaagwesteinde en Burgum dus moesten de masten gestreken en gezet. Dat ging soepel. We arriveerden in het donker, dat wel.
Mark heeft voortreffelijk uitgedrukt wat de Raid betekent:
Mensen die bijna net zo goed als ik zijn tref ik zelden.
De zeldzame momenten dat ik ze tref koester ik. Het zouden zomaar vrienden kunnen worden.Mensen die beter zijn als ik tref ik vaak.
De veelvuldige momenten dat ik ze tref koester ik. Ik weet niet hoelang ik dit nog volhoud .Geestverwanten in al hun diversiteit maken mij gelukkig. Dat is wat de noorder raid voor mij is gaan betekenen. Volslagen vrijheid met een angstig gevoel van veiligheid.
Op Schier schoot Ymke deze foto die dit gevoel illustreert:
De NoorderRaid 2020 valt op vrijdag 7 augustus. Tot dan!
De NoorderRaid vond dit jaar plaats van 10 tot en met 12 augustus. Dankzij Willem en het toeval zette de daling van de gemiddelde leeftijd door.
Barry, Mark en Ymke hadden ZeeFier op donderdag al naar Dokkum gevaren en waren daar drijfnat aangekomen. Ze Waren dan ook aan de tocht begonnen met een warme zomerdag in verwachting. In Dokkum was de tent niet erg waterdicht en bleek Marks slaapzak doorweekt. Gelukkig kreeg Mark hulp van aardige buren die hem een vervangende slaapzak leenden. De tocht van Dokkum naar Zoutkamp had ook de nodige verrassingen in petto: hagel en dreigende luchten. Maar aan het eind brak de zon toch door en de groep kon om een uur of drie vertrekken uit Zoutkamp.
5 boten voeren mee: Wuptem!, Huibertje, Ika, Koh-I-Noor en ZeeFier.
Vrijdagavond speelden Ymke en Simon op de gitaar, Barry op Shakuhachi (een Japanse fluit) en de whisky bracht de vochtige bemanning van ZeeFier gelukkig onder zeil.
Eilerts zoon was op vrijdag getrouwd en ik was pas zaterdagochtend terug van een vakantie in Wales, Ierland en Schotland. Samen voeren we met de IKA naar het eiland. Dat kampvuur wilden we niet missen!
Toen we uit de slenk kwamen merkten we dat het het best hard waaide (4-5). We gingen dus maar rechtstreeks naar het eiland, waar ZeeFier en de Koh-I-Noor lagen gemeerd. De bemanningen hadden geschuild voor de regen. De rest was naar Ezumazijl gevaren.
Toen de regen stopte, toonde Barry veel begrip voor mijn urgente verzoek om ruimer water op te zoeken met ZeeFier. Heerlijk was het: Met zoveel wind is ZeeFier een genot om te zeilen.
Willem had heel handig het eten gereserveerd in het strandpaviljoen in Oostmahorn. Het ligt praktisch tegenover het eiland. Veel handiger dan Lauwersoog. We werden vriendelijk ontvangen. De waarschuwing dat misschien niet al het eten tegelijk op tafel zou staan bleek voor niets: Het lukte toch wonderwel en smaakte erg goed. Eliza kwam mee-eten en één jaar oude gesprekken werden al snel voortgezet.
Na het eten namen we nog wat water in en voeren terug naar het eiland. De zonsondergang was spectaculair. Ik heb er zoveel foto’s van gekregen dat het moeilijk kiezen was.
Eenmaal op het eiland hadden een paar enthousiastelingen de fik al aan de gang. Nadat de rondzit was geïmproviseerd, werden bier, wijn en whisky gedeeld alsof we in de communistische heilstaat waren. Ymke had de rol van bard op zich genomen en had dat heel serieus aangepakt. Ze had een breed oevre en had zelfs prints van de songteksten meegenomen: 10CC, Neil Young, The Beatles en meer.
Helaas is Ymkes optreden niet vastgelegd. Er is wel een filmpje, maar Ymke, bescheiden als ze is, hanteerde zelf de camera toen Simon op de gitaar speelde, Mark op de mondharmonica, Willem als leadzanger en de rest trommelend en wiegend. Mats improviseerde vrolijk voort en liet iedereen van het dak af komen. Mijn huisgenoten kijken me meewarig aan nu ik het filmpje laat zien, maar een gloeiend welbevinden maakt zich van me meester.
De zondag kwam aarzelend op gang, maar, zoals zo vaak na een nacht in de buitenlucht, geen kater! Mark was wel geveld door een enorme keelontsteking. Dokter L. kon gelukkig wel de relevante medicijnen te voorschijn toveren en Margreet had nog wat ijs dat hielp tegen de zwelling.
Barry floot op zijn Shakuhachi als begeleidingsmuziek bij de tai-chi oefening van Louis, Willem en Margreet. Het was bijzonder passend.
Mark en Ymke hadden nog één andere taak: de wisselbokaal overdragen. Hans en Margreet kregen de bokaal wegens uitzonderlijke verdienste in het veld. Hans was zichtbaar geroerd, wat extra bijzonder is als je weet dat ze eindeloos vaak de Dorestad Raid hebben gewonnen. Ik vind het stoer als een man zijn emoties toont.
Na nog een schoonmaakrondje over het eiland hesen Barry, Mark en ik de zeilen met de bagage aan boord en keerden terug naar Zoutkamp. Enmaal in de haven bleek dat een Duitse zeiler foto’s van de raidboten had gemaakt en ze me zou e-mailen. Dat heeft Florian inderdaad gedaan:
Het afscheid in de haven was pijnloos want we gaan elkaar zeker weer zien.
Voor ZeeFier was de reis echter nog lang niet klaar. Barry en ik voeren haar terug naar Dokkum en pakten daar de bus naar huis. Op de donderdag erna bracht Mirjam mij met een auto vol kunst en hond naar Dokkum. Mijn plan was om ZeeFier als drijvende galerie in te zetten tijdens het bezoek van de Reuzen van Royal de Luxe aan Leeuwarden. Louis kwam nog langs met sokkels, die ik uiteindelijk niet gebruikte. Wel ruilden Louis en ik een kompas tegen een paardje.
Na nogmaals een speciaal (hoger) tarief voor elektrisch varen afgerekend te hebben, begon ik aan wat een herwaardering van Dokkum en de bijbehorende Ee zou worden. Cookie was aanwezig in de rol van harig hulpje.
De Ee was prachtig: oude fabrieken langs de kant, veel riet en mooie wolkige vergezichen. Ik had er jaren eerder een keer gevaren maar toen was het de hele weg slecht weer en had ik me geërgerd aan een lelijke nieuwbouw wijk langs de Ee. Dat negatieve beeld kon ik nu bijstellen. Het was wel nodig af en toe mijn ZuidWester op te zetten, maar ach, dat hoort erbij. Pas bij het Leeuwarder Bos moest ik Cookie echt uitlaten. We deden een rondje en vlak voor de afvaart dook Cookie opeens een tuin van een woonboot in. Logisch, want er was geen hek. Gelukkig is C. met een traktatie snel weer tot rede te bewegen.
Ik had in Dokkum gehoord dat de Prinsentuin vol lag, dus we gingen het meemaken. Net om de hoek van de Noorderbrug besloot ik te voet te gaan verkennen. Eerst getracht wat Duitsers plek te laten maken, maar ze hadden allemaal juridische bezwaren en een Termin bij een restaurant. In de oksel van de Noorderbrug vond ik een plekje, dat ik na toestemming van de brugwachter betrok. Knap staaltje stuurmanswerk al zeg ik zelf. Maar het kon nog beter, zag ik vrijdagmiddag.
Op de ligplaats moest ik nog stroom zien te krijgen. Dat lukte bij mijn vriendelijke buren waarvan ik stroom mocht tappen. Vier Hertog-Jans en 1 blikje fris voor een jongen, die ZeeFier wel van dichtbij wilde bekijken, herstelden de morele onbalans.
Vrijdagmiddag opende ik de tentoonstelling: Ik had het Taartvorkdraakje op de wal gezet met een bordje ‘Expo’ en nog een aantal werken aan boord, waaronder Jager en Technophobia.
Om een uur of vijf voer een tall ship door de Noorderbrug, de ra passeerde (sorry, die moest er gewoon uit) ra-kelings de brug. Impressive. Ik applaudiseerde.
Ondanks mijn pogingen de aandacht te trekken had ik alleen contact met mijn Duitse buren, die met zijn vieren op een klein bootje enorme tochten hadden gemaakt op het Wad en het IJsselmeer. Erg aangenaam gezelschap.
Op zaterdag verhuisde ik naar de overkant en hees de fok. Dat trok ook geen volk, helaas. Oh well. Ik bleef, had trouwens niet veel keus, ook.
Op zondag zaten we met de hele familie eerste rang toen de reuzen op pramen voorbij kwamen varen. Onze plek was niet helemaal velig bleek toen de salonboot Gaasterland aan kwam varen en wij door handhavers werden gelast te vertrekken. Dat deed ik niet, want ik lag op een ongemarkeerde plaats, netjes voor een lint. De salonboot wilde aanleggen en werd uitgefloten door het publiek op de kant, want zij zouden ook hun zichht verliezen als ze daar aanmeerde. Al snel bleek dat de burgemeester van boord moest (onthaald op eenfluitconcert tijdens hét evenement van de culturele hoofdstad, het was wat). Met de beste stuurman weer aan wal voer de Gaasterland verder.
Wij konden nog één keer genieten van de Reuzen.
Op maandag 19 augustus ben ik uiteindelijk naar huis gevaren. Aanvankelijk kon ik de Prinsentuin niet uit vanwege de zwemtocht van Maarten van der Weijden. Om 18:20 ging de brug toch open en na nog eens twee uur varen kon ik thuis aanmeren.
ZeeFier had zich in alle opzichten aan de omstandigheden aangepast: Pakjesboot, ontbijttent, kroeg en galerie. Het was weer een feest.
Aan het begin van het seizoen vaart ZeeFier traditiegetrouw mee met de Harlingen-Terschelling roeirace en de volgende dag de Sagitta zeilsloepenrace.
Voordat het zover was, moesten er eerst nog wat klussen geklaard: anti-fouling, de motor na laten kijken en de doorlaat van de stroomkabels verplaatsen. Het verven ging redelijk vlot en was zelfs gezellig: op de jachtwerf stonden wel meer mensen te verven met tijd voor een praatje. De motor ging terug naar Arka in Giethoorn. Een lager moest vervangen en alle rubber dichtingen werden vervangen. Dit was de eerste beurt in 8 jaar tijd; slijtage is er praktisch niet met een elektro motor, dus dit schema is verantwoord. De doorlaat van de stroomkabels heb ik een halve meter omhoog verplaatst, omdat er na varen over ruig water steeds storingen waren door water dat langs de kabels naar binnen sijpelde tot in de stekkers naar de controller en gashendel.
Er was nog precies genoeg tijd om op Hemelsvaartdag proviand in te slaan en alle spullen aan boord te krijgen, voordat Barry kwam. We streken de mast en voeren rond 11:30 weg naar Harlingen. Door een strak onderwaterschip en geen tegenwind deden we er dit keer maar een kleine vier uur over om de zeesluis bij Harlingen te bereiken. We sloten aan in een rijtje schepen.
Opeens kwam een Duits schip van bakboord, uit de jachthaven van Watersportvereniging Harlingen, drong zich tussen de rij, onze doorvaart blokkerend, stak achteruit en ging als tweede de sluis in. Niet alleen moest Barry vol achteruit om hem niet te raken, maar hij liet dus ook vier schepen achter zich.
Ik ging echt helemaal uit m’n panty tegen de stuurman: Een Duitser. Mijn eerste zin begin met ‘blöder Affe’ en zo ging het nog even door van mijn kant. Eenmaal in de sluis, koelde ik wat af en raakte ik aan de praat met de bemanning van viskotter Meeuw. Staal, met 80m2 zeil, uit 1910. Echt een prachtschip, en nog te koop ook.
Ik negeerde de Duitser, maar uiteindelijk kwam er toch een gesprek. Hij vroeg zich af wat het probleem was: alle schepen pasten toch in de sluis? Echt een gentlemen. Ik reageerde met ‘Wie ist es möglich das Ich in Ihrem Land immer alle Regeln folgen muss und Sie machen so etwas wenn Sie in meinem Land sind?’
Het zat diep en dat zit het nog. Vorig jaar was er ook een Duitser die vond dat hij ondanks een rood licht nog wel even door de brug kon. Ik ben er klaar mee (he-le-maal zelfs). De volgende Duitser die zoiets flikt, krijgt hem. Een fijne bijkomstigheid is dat ik vloeiend Duits spreek, omdat ik er als kind heb gewoond, dus ‘it giet oan’ voor de volgende asociale Duitser.
Na een enig gepiel om een ligplaats met laadmogelijkheid te vinden, lagen we op kruipafstand van het havenkantoor in de Noorderhaven. Het derde bemanningslid, Jan-Hendrik (JH voor intimi), meldde dat hij nog één keer moest laden om met zijn Nissan Leaf Harlingen te bereiken. Om half zeven kon hij zijn auto keurig bij een laadpaal op de Noorderhaven stallen. Elektrisch rijden heeft ook zo zijn voordelen.
JH vond ZeeFier geheel ‘in character’ met mijn persoon. Gelijk heeft hij: Onconventioneel en niet al te netjes is het zeker. Ik hoop dat hij niet de afbladderende verf bedoelde.
Duidelijk werd ook dat de voorbereidingen voor deze trip toch wel erg onder tijdgebrek hadden geleden: er was geen verlichting voor ‘s avonds, geen verbanddoos en lucifers waren ook een probleem. Gelukkig had Barry een aantal dingen wel mee die ik vergeten was. Later op de avond wisten we nog verlichting te regelen, maar dat komt straks.
We gingen aan wal, op zoek naar een toko waar ik eerder was geweest. De toko was er niet meer, dus werd het de Griek ernaast. Prima gegeten. We liepen nog een rondje langs de vissershaven waar de voltallige bruine vloot met alle roeiers lag. Via de Zuiderhaven staken we door en kwamen weer terug op de Noorderhaven.
We gingen op zoek naar het café waar we vorig jaar zo’n leuke avond hadden beleefd met eigenaar Paul en de stamgasten, allen schippers of zeelui. Heel even dachten we dat de vooruitgang genadeloos had toegeslagen in Harlingen, maar toen zagen we een rond uithangbord met Klok bier. JH riep: ‘Kijk daar, budget Grolsch!’ We hadden Klok bier nog nooit ergens op de tap gezien, dus wij kijken en ja hoor: dit was de kroeg van vorig jaar: de Pijpenla.
Paul stond deze keer niet achter de bar, maar zat er voor. Amanda was de barvrouw van dienst. Ze deed het leuk: nog voor het eerste biertje op was, voelden we ons al thuis. Er was een uitgebreide discussie aan de gang over Waylon en zijn lied op het songfestival. Ik kon er niet echt over meepraten maar genoot van de luid gedeelde meningen.
Wellicht door het songfestival, maar ik denk eigenlijk dat het in de Pijpenla altijd wel kan, mocht iedereen verzoeknummers aanvragen. Dat was een feest. JH vond Waylons nummer op Guns and Roses lijken dus prompt een vergelijkend warenonderzoek. En inderdaad, het had er veel trekken van. Ik vroeg ‘Trying to untangle my mind’, van Chris Stapleton aan. Amanda keurde hem goed. Een Belgisch stel vroeg nummers uit de oude doos aan. Veraassend, die diverse mix. Een stamgast die ik herkende van vorig jaar nummers van Deep Purple, die 40 jaar oud klonken, maar uit 2017 waren.
De klokjes klokten prima weg, maar op een gegeven moment was het tijd voor whisky. Ik koos voor Wild Turkey, die altijd prima schuurt als ie neer beneden gaat. Deze keer niet want ik had de honing variant geprobeerd en dat was toch echt meer likeur dan whisky. Nou ja, er kwam gelukkig nog een rondje….
Op een gegeven moment had Amanda zin in chips, maar Paul had ze niet. Aan boord van ZeeFier lag een zak chips voor het grijpen wist ik, dus ik snel daarheen. Ik moest wel even klauteren want de boot lag zeker twee meter lager dan aan het begin van de avond, maar ik kon toch mooi een bijdrage aan de feestvreugde leveren. Amanda was zeer verguld. Het werd, net als vorig jaar, een memorabele avond. Bij het afrekenen vroegen we om een waxinelichtje voor aan boord, maar we kregen er twee mee.
De volgende ochtend moest JH vroeg opstaan om zijn auto te herparkeren. Barry en ik maakten ontbijt: koffie en gebakken eieren. De Noorderhaven liep gestaag leeg. Zonder incidenten gingen we door de brug en wachten samen met een mooie verzameling schepen op de start van de sloepen.
De dames kwamen eerst. Mijn verbazing dat je zoiets onderneemt is absoluut genderneutraal. Gelukkig was het roeien deze keer een stuk beter te doen dan vorig jaar: stroom mee en nauwelijks wind. Dat laatste was wat jammer voor ons, maar ach. Het zonnetje scheen, er was genoeg te zien en JH en ik namen de tijd om de groene aanslag van ZeeFier te verwijderen.
Onderweg kregen we nog een keer motostoring. Het verplaatsen van de kabeldoorvoer naar boven had dus niet voldoende geholpen. Vervelend, maar ik kon weer één oorzaak van het lijstje strepen.
We zagen het een paar klippers doen, dus besloten we zelf ook even aan te leggen bij de Jacobsruggen. Heel cool: je vaart het strand op tot je niet verder kunt, springt in kniediep water, brengt het anker uit en hebt een zandplaat van een paar vierkante kilometer tot je beschikking. We bleven een half uur totdat de nieuwigheid eraf was.
Net toen we weg wilden varen kwam Sjoerd langs op zijn Sylje. Hij riep naar ons dat we wel bij hem nasi konden komen eten in plaats van de schippersmaaltijd voor de roeiers en beschreef het huis.
Gewoontegetrouw kwamen we als een van de laatsten binnen op Terschelling, waar het ere-defilé al in volle gang was. We voeren door naar de jachthaven, legden aan, haalden een ijsje, knuffelden de Brandaris en liepen het bos in, op zoek naar wat verkoeling. Het was al de hele dag flink warm. We hadden een mooie boswandeling. Barry merkte dat hij zeebenen had en dus moest wennen aan het lopen. We kwamen uit bij de Tigerstelling, een bunkercomplex, dat deel was van de Atlantikwall. Daar vlakbij ook een prachtig uitzicht over de haven van Terschelling.
Met voldoende eetlust begaven we ons naar Sjoerd. Die bleek te wonen aan de vissershaven van Terschelling met uitzicht op het Wad. Aan de andere kant van het huis ligt bos. Het huis zelf is gebouwd circa 1920 en is de voormalige directeurswoning van de oude Zeevaartschool. Een super plek, waar Sjoerd ons gastvrij ontving met super nasi en atjar uit eigen tuin.
Om half acht was er palaver in de Zeevaartschool over de race op de volgende dag. De route was als gebruikelijk een lange rak noordwest waarts en via de Riepel en Noordmeep weer terug. Wel vroeg op staan deze keer: 5:15 op voor de start tussen 6:30 en 7:30 uur. Geen wilde avond, deze keer dus. We besloten de tent niet op te zetten en vroeg te gaan slapen.
We hadden besloten zo vroeg mogelijk te starten, dus we hesen de zeilen bij de havenmond en liepen prompt aan de grond. Na enig geklooi waren we weer los, maar de Snobber passeerde daardoor voor ons de startlijn.
Een tijd lang ging het redelijk gelijk op, maar het laveren bij een afzwakkende wind eiste zijn tol op ZeeFiers voortgang. Toen we op de marifoon hoorden dat de race zou worden ingekort, had Snobber de laatste boei al gerond. De stroom nam sterk toe naarmate de tijd vorderde. Het Oude Dock kwam zeer scherp aandenderen en rondde in één keer de boei.
Het kostte ons vijf pogingen om de boei te ronden. Na de derde poging had ik er de brui aan gegeven en het roer overgedragen aan Barry, die ik qua zeilen toch wat hoger aansla dan mijzelf. Zelfs de mensen aan boord van de Wonosari (wedstrijd begeleiding) juichten mee toen het lukte om de boei te ronden.
De weg terug was ruime en voor de windse koers, dus we probeerden er alles uit te halen wat er in zat. Zelfs een deur van de tent werd als waterzeil onder de giek gespannen, ten koste van het zicht van de stuurman.
JH moest terug naar het vasteland, dus we zetten hem bij de veerbootpier af.
Bij de nazit in de haven moesten we de ploeg van ‘t Oude Dock, die gewonnen had, helaas missen. Was niet heel erg: meer oranjekoek en bier voor ons. Namens ZeeFiers bemanning mocht ik een echte bokaal voor de derde plaats in ontvangst nemen en natuurlijk het messing wedstijd plaatje voor de eregalerij (waarvoor ik nog een plek moet vinden aan boord).
Sjoerd had verteld dat hij, om te ontsnappen aan het rumoerige roeiersfeest, naar Vlieland zou varen. Een jaar eerder hadden we tot 1 uur wakker gelegen van de roeiers en moesten om 5:30 weer op voor het tij. Barry en ik besloten dus ook naar Vlieland te gaan. Midden op de Vliestroom moesten we bij gebrek aan wind de motor aan zetten, maar helaas: storing, alweer. Heel frustrerend en ook ongunstig met een toenemende stroom. Ik belde naar Arka voor hulp maar voordat ze terug konden bellen deed de motor het weer en was opeens het scherm van mijn telefoon stuk. We bereikten Vlieland en gingen buiten de haven voor anker. Het was zo warm dat we een bimini improviseerden van de recent populair geworden tentdeur.
Ik wilde eigenlijk graag zwemmen maar de stroom was veel te sterk. Dus gingen we maar curry maken en die opeten. We maakten een plan voor de terugweg. Via Kornwerderzand en Workum terug naar Leeuwarden leek een mooie optie. Omdat er geen wind was en net hoogwater konden we vanaf Vlieland alvast een stuk de goede kant op varen om daar te ankeren.
Windguru voorspelde wind uit Oost, Noord-Oost. We lichtten het anker met het plan om onder de Griendplaat te overnachten. We zochten naar de met stokken afgezette geul over de plaat naar de vaargeul richting Harlingen. Dat bleek nog niet zo simpel: geen boei of stok te zien, dus met het kompas de globale richting bepaald.
Toen we eenmaal bij de vaargeul waren was de wind sterk toegenomen en begon het best te klotsen, maar de wind kwam nog steeds uit de voorspelde hoek, dus we zouden aan hogerwal kunnen ankeren. Vlakbij het Pannenwrak, net onder de Griendplaat gooiden we het anker uit, maar na een tijdje bleek dit toch niet echt ideaal: wind en stroom spanden samen om ZeeFier continu heen en weer te laten wiebelen en het waaide een 4.
We improviseerden een shelter op het voordek om uit de wind te kunnen slapen en besloten een wacht in te stellen om te kunnen controleren of het anker zou houden. Dit was voor ons beiden de eerste keer ankeren op het Wad met dit soort weer, dus we waren op ons qui vive.
Barry nam de eerste wacht. Ik probeerde te slapen, maar dat lukte niet echt. Toen het mijn beurt was probeerde ik enigszins uit de wind te blijven, die toch best koud was ondanks mijn zeilpak. Het was zeker 10 graden kouder dan overdag.
Prachtig waren alle lichten van de eilanden en de vaargeul. Echt fascinerend was het water zelf. Telkens als een golf brak of langs het roer spoelde, werd het daar lichtgevend. Het voelde alsof de boot dreef op een imense, mysterieuze andere wereld waarvan alleen de allerkleinste vertegenwoordigers te zien waren. Heel indrukwekkend.
Ik had een keer of tien gecontroleerd of het anker hield, door de te kijken waar de Brandaris was ten opzichte van de meest nabij gelegen boei. Dus toen mijn wacht eindigde had ik er wel vertrouwen in. We braken het wachtschema af en gingen slapen.
Zondagochtend was de situatie onveranderd. We ontbeten snel en ontsnapten aan het constante gewiebel. Eenmaal onder zeil ging het al snel beter. In plaats van om te varen via Harlingen voeren we Zuid-Oostwaarts, rechtstreeks naar Kornwerderzand.
Na een onstuimige nacht waren de weergoden ons gunstiger gezind: de wind draaide van Noord-Oost naar Zuid-West.
Onderweg moesten we een plaat oversteken, waar dan nog voldoende water zou staan. Een zeilend vrachtschip, was vastgelopen en werd door haar bemanning met vaarbomen zo groot als lantaarnpalen weer los gewerkt. We scheurden voorbij, want het waaide nu een dikke vier. Bij de oversteek van de plaat peilde Barry toch maar eens: er stond maar 20 cm water onder de kiel en we gingen als de brandweer!
In de Kornwerderzand sluis kwamen we toevallig weer naast dit schip te liggen. Relaxed volk. Ze waren helemaal niet van plan geweest de plaat over te steken maar hadden van het weer genoten en de afslag gemist.
Op het IJsselmeer was het inmiddels heiig. Er waren weing boeien te zien. De diepte stemde niet overeen met de kaart, merkten we plotseling, dus ook op zoet water was actuele informatie onmisbaar. Het vervelende aan vastlopen op zoet water is dat het waterpeil niet omhoog gaat. Gelukkig liep het goed af: we bereikten snel dieper water. Op koers naar Workum konden we een veel grotere platbodem met vol zeil redelijk goed bijhouden. Het ging erg hard: zeker 8 knopen.
Vlak voor Workum eindigde net een zeilwedstrijd: Een stuk of 100 Optimisten met jeugd kwamen tegelijk binnen lopen. De kinderen konden allemaal uistekend zeilen maar het waren er wel heel veel, er waren golven die voor Optimisten niet bepaald aangenaam waren en de doorvaart was niet heel breed. We voeren omzichtig binnen en werden toen ingehaald door een andere boot die toch een andere inschatting van de situatie maakte. En ja hoor: achterop de boot waaide de Duitse vlag. Nu kon zelfs Barry een opmerking over gebrek aan empathie niet onderdrukken.
In Workum was de sluis even niet bediend en het bruggeld moest contant betaald worden, dus wij liepen de stad in op zoek naar een pin. Na een paar goeie bieren rekende ik af en we hielden precies gepast wisselgeld over. Een hele ingewikkelde manier van pinnen, dus.
De bruggen in Workum hadden allemaal een eigen brugwachter, waardoor de doorvaart gesmeerd ging: we hoefden niet te wachten. Aan de Oostkant van Workum bleek de wind opnieuw zo gedraaid dat we met ruime wind naar het Heger meer konden raggen. Er dreigde onweer en het was etenstijd, dus was er geen hond te zien.
Om een uur of acht waren we in Heeg en aten een prima pizza bij de Boeier. Terwijl we daar zaten begon het hard te regenen. We hadden een enorme afstand afgelegd en zelf een nieuwe rout over het Wad verkend.
De terugweg van Heeg naar Leeuwarden zou vooral op de motor moeten. We legden aan, haalden het zeil van de mast, streken de mast en waren binnen tien minuten weer op weg. Soepel.
Barry en ik maakten de balans op: We hadden veel geleerd. Het ankeren bij het Pannenwrak was een goede les over stroom en wind. Varen op het kompas bij slecht zicht was ook een goede oefening geweest. De derde plaats bij de Sagitta was de kers op de taart voor ons.
was de reactie van Eilert op de uitnodiging voor de NoorderRaid 2017. Dat het er toch van is gekomen, kwam door zoon Ben die vroeg of er dit jaar weer een zeilweekend zou zijn. Boven een goed bord Indonesisch eten in Groningen maar eens aan Louis gevraagd hoe hij er over dacht. Louis is aan het genieten en al die organisatie past daar niet goed bij. Dus pakte ik de handschoen op, maar dan voor mij behapbaar: back to basics zonder gedoe over geld, want dat zou maar stress geven.
Gevolg was dat elke boot zelfvoorzienend moest zijn en dat er geen band en geen tent zou zijn. Tot mijn verrassing werd er enthousiast gereageerd op mijn uitnodiging voor een raid onder Spartaans regime.
Donderdagavond 10 augustus kreeg ik een warm welkom bij Mark en Max, aan boord van de Minne, een prachtige stalen zeilsloep uit de jaren vijftig, die vader en zoon liefdevol hadden gerestaureerd de afgelopen drie jaar. De Wuptem en de ‘Jewell’ lagen ook al in de haven. Vrijdagochtend was ik vroeg wakker, bracht nog wat lijnen op orde en haalde met Mark ontbijt in Zoutkamp. Het is een mooi dorp met veel verwijzingen naar betere tijden. Hoewel, toen was stank een teken van welvaart.
Vrijdagochtend druppelden de boten gemoedelijk binnen. Mijn zeilmaat Barry kwam aan met proviand en een veelbelovende fles whisky. Anton meldde zich af wegens ziekte. Willem zat in de file, maar kwam uiteindelijk redelijk op tijd binnen. Bij de koffie (spontane actie van Eliza, maar betaald door Hans) hield ik een kort palaver. Heuglijk nieuws: de gemiddelde leeftijd daalt (dankzij Willem die zowel zijn zoon als kleindochter had meegenomen). De sfeer was als vanouds ontspannen. De wind kwam opzetten, dus iedereen stond te popelen om naar het eiland te zeilen. Geen tussenstop op de steiger dit keer, omdat Kees en zijn knoflooksoep op Schier waren gebleven.
ZeeFier was weer pakjesboot, maar ze had niet veel vracht, alleen het voordek was redelijk gevuld. Willem was zijn schoten vergeten en daardoor moest er wat geïmproviseerd worden. Martijn, Mark, Barry, Louis en ik konden even lekker prutsen en na een kwartiertje kon de familie Leopold weer varen.
De wind was aardig aangewakkerd bij vertrek, dus we geraakten vlot bij het eiland. De Slenk opvaren is altijd weer mooi: grazende hooglanders en paarden die zo het water in kunnen lopen, geen verkeerslawaai en veel vogels.
Op het eiland was een plekje langs de kade vrijgehouden voor ZeeFier. We zorgden voor onderdak, groeven een latrine en zetten er Louis’ handige bril overheen. Terwijl we daarmee bezig waren, kwamen we een vader met zijn zoon van zes tegen op zoek naar brandhout. Na het eten zochten we het jochie op en vroegen of hij ons kampvuur aan wilde steken. Hij stond in drie tellen naast de boot in zijn pyama. Onze jonge vuurmeester kreeg het vuur met 1 lucifer aan. Superenthousiast sprokkelde hij al het hout binnen bereik en sleepte uiteindelijk drie metselkuipen resthout van Albert naar het vuur.
Het werd een prachtfik en we raakten aan de praat met de ouders. Gedurende de avond kwamen er nog meer wildvreemden rond het vuur zitten. Dat was nieuw, maar wel heel gezellig. Drank en snacks werd ruimhartig gedeeld rond het kampvuur. Ook muzikaal was er wat te beleven: Simon, Mark, Joris, Ymke en Dorien bespeelden de gitaar en probeerden de groep te verleiden mee te zingen. Als organisator moest ik natuurlijk wel tot het eind toe blijven toezien op de gang van zaken, dus dat was best zwaar 😉
Zaterdag werd het half elf voordat er een palaver kwam, maar niemand had echt haast. Louis en Willem hadden zich gewijd aan tai-chi en er waren wat dappere zielen gaan zwemmen. We hadden geen echt plan die dag, behalve om 18:00 uur vis eten in Lauwersoog. Omdat het inmiddels aardig waaide deelde ik het meer in drie delen en vroeg Louis en Mark op een deel van het meer te patrouilleren voor het geval er een boot om zou slaan.
Barry en ik voeren met ZeeFier noordwaarts en moesten op smal water kruisen. Dat is altijd een uitdaging, maar we pasten de beschoting naar het voorzeil aan en stuurden alleen met de zeilen waardoor we voldoende snelheid konden houden. Dat was leuk om te doen. Louis was met een groep bootjes op weg naar Oostmahorn. Mark meldde zich al vrij snel: de helmstok was gebroken en hij moest terug naar Zoutkamp. Een domper op de eerste vaart, maar hij hield moed.
Barry en ik deden onze ‘patrouille’ door met halve wind de plas af te scheuren. We voerden een dubbel rif en dat was nodig, want het waaide best hard (4+). Het was wel heerlijk varen en bleef nog droog ook. Rond vier uur meerden we af naast de Koh-I-Noor en de IKA. We hingen wat rond en hielpen de eigenaar van Waddeninzicht een botenkraantje weer in beweging te krijgen, want echt helemaal niets doen en een ander zien werken lukte mij niet.
Toen het tijd werd naar Lauwersoog te gaan, meldde Mark zich. De helmstok was bij t Hunzegat weer mooi gefixed en hij zou ook vis komen eten in Lauwersoog. Er was zelfs nog wat wind over, dus dat was mazzel.
Op de steiger in Lauwersoog was het een gezellig drukte met raidboten, witte wijn en borrelnoten. De bemanning van Huibertje had het zwaar gehad: veel buiswater en geen zeilpakken.
Barry en ik wachtten met Arda, Marks vrouw, op de binnenkomst van de Minne. De rest kon de verleidingen van Lauwersoog niet langer weerstaan. Mark, Ymke en Max hadden toch nog lekker gezeild. De helmstok was van een nieuwe wang voorzien.
De vis was heerlijk bij Sterkenborg, waar ze met minder mensen dan bij de Mac toch prima maaltijden eruit stampten. Dorien, die op het eiland was gebleven, vertelde dat de Hermandad nog langs was geweest en vragen had gesteld over de tenten. Ze hebben nog gezocht naar troep, maar die was er niet, want Eelke had de vuurplek al keurig opgeruimd.
Terug moesten we weer kruisen, wat niet zo vlot ging deze keer. We liepen zelfs even vast. De Lizzy Bend was ons in ongeveer vier slagen gepasseerd. We liepen als een spookschip met het laatste licht binnen. De groep had rijkelijk brandhout meegebracht, dus het was al gezellig bij de vuurplaats. Mark kreeg Eliza herhaaldelijk op de kast door ‘genderspecifiek’ te zeggen. Heerlijk om naar te kijken.
Ymke speelde Neil Young, wat ik erg mooi vond. Toen we met z’n vijfen waren begon het te regenen. We zetten voort op ZeeFier, waar ik mocht genieten van Ymke en Simon die deux main gitaar speelden en Barry die ons betoverde met zijn Japanse fluit.
Zondag een slow start met een zwempartij en een goed ontbijt. Het palaver wilde ik graag achter de rug hebben, want ik houd niet zo van speechen, maar de groep ging op een rij tegenover me staan. Dat hielp niet, maar Eliza had gelukkig een afleidingsmanoeuvre: de bokaal, waar ze een windvaantje aan had gezet. Ik reikte hem uit aan Mark en Ymke voor mooiste boot en beste gitaarspel. De volgende winnaar moet van goede huize komen.
Op mijn voorstel ruilden de bemanningen (eh bemensingen) zoveel mogelijk van plaats voor een laatste rondje om het eiland. Albert en Marja gingen met mij mee. Al snel had Albert de touwtjes in handen. Hij wilde de hoeveelheid twist bovenin het zeil aanpassen. Ik had altijd gedacht dat er zo min mogelijk twist in moest, maar liet Albert zijn gang gaan. Alberts aanpassingen hielpen erg op deze aan de windse koers en ook op de terugweg was er een merkbaar verschil. Leuk om iemand anders naar je boot en zeilen te laten kijken dus. Louis had ook een mooie ervaring: hij had het roer losgelaten op de Le Seil van Eelke en Marja, waardoor ze ging tollen.
Jan, Mark, Ymke, Albert en Dorien namen op het eiland al afscheid. De rest voer op ruime koers terug. Roos stuurde de Koh-I-Nohr ontzettend strak langs de geul waardoor ze ons rechts inhaalden, maar even later konden Barry en ik ze toch weer inhalen door melkmeisje te varen.
We sloten af onder het prettige vooruitzicht elkaar volgend jaar het tweede weekend van augustus weer te zien.
Naschrift 28 augustus:
De NoorderRaid is pas echt afgelopen als ZeeFier weer thuis is. Zondag de 20e wilde ik haar terugvaren vanuit Zoutkamp in gezelschap van hond Cookie. Zowel de Slenk als het stuk vlak onder het eiland waren niet bezeild, het regende en het tuig raakte in de war. Ik ankerde om te schuilen en de boel te ontwarren. Ik had het niet gemerkt, maar mijn vaarboom was verdwenen, dus vastlopen zou ook een groot probleem zijn. Het ging steeds harder waaien. Zo hard dat ik met mijn motor het meer alleen kruipend over zou kunnen steken. Ik besloot terug te keren, maar kreeg toen zelfs het anker niet los op eigen kracht. Een voorbijvarende motorboot hielp.
Dinsdag de 22e een nieuwe poging, samen met zoon Ben. Een windje van 2-3 en prachtig weer deze keer. Ben stuurde en ik kon daardoor op mijn gemak het zeil zetten en strijken. Mooi op tijd door de sluis bij Dokkumer Nieuwezijlen, waar ik overigens naast dezelfde motorboot lag die me de zondag ervoor uit de brand had geholpen. Ben en ik besloten te meren bij Alde Lunen. Mooi plekje met een kudde paarden in de wei. We wilden een vuur maken maar er was nergens hout te bekennen, dus het bleef bij een kaarsje. We zetten de tent niet op en sliepen onder een prachtige sterrenhemel.
We werden veel te vroeg wakker, omdat een boer ‘s nachts maaide. We streken de masten en voeren naar de sluis bij Zwaagwesteinde. Daar konden we meteen schutten samen met een andere elektro-sloep. Ben was wel benieuwd naar de handmatig bediende sluizen op deze nieuwe route. De route zelf leidt door prachtige natuur boven Veenwouden. Twee keer moesten we samen met een andere sloep door de sluis. Deuren open- en dichtdraaien, sluis vullen, sluis legen, alles met de hand. Leuk om te doen, maar best zwaar, dus wisselden we af. Op de andere boot zaten overwegend meiden, die mijn vraag hoe feministisch ze waren, niet helemaal begrepen, maar ze hielpen uiteindelijk toch met het opendraaien.
Bij de eerste sluis kwam ik Andŕe tegen onder de toeschouwers. Hij verzekerde mij dat hij volgend jaar wel mee zou doen met de NoorderRaid, dus de eerste aanmelding is alweer binnen.
Via Ryptjserk en een zwempartij op de Grutte Wielen vervolgden we onze tocht. Superweer; nog nooit zoveel boten op het water gezien. Het enige minpuntje was de ontlading van de accu’s die bij thuiskomst net onder de 25% stonden. Deze reis moet dus voortaan in 2 etappes met laden tussendoor worden ondernomen.
Drie heren hadden aangemonsterd voor de Sagitta 2017: Barry, Louis en Robert.
Barry kwam op Hemelvaartsdag al om mij gezelschap te houden bij de tocht van Leeuwarden naar Harlingen. Ik had de ochtend besteed aan de laatste klusjes aan de nieuwe achterbank, die nu uit een stuk betonplex bestond en alle spullen verzameld die nodig zijn voor een expeditie. Dat is altijd een heel gezoek en gedoe.
Barry en ik lunchten nog even op ons gemak en vertrokken rond 13:00 uur naar Harlingen. We hadden het tuig gestreken om de wachttijd te minimaliseren.
Al meteen bij de eerste brug hield ik wel de achterkant van ZeeFier in de gaten, maar niet de uitstekende mast. Het toplicht schampte langs de megafoon van de bruginstallatie en bungelde een paar meter boven en achter het schip. Even later was het toplicht verdwenen. Gelukkig was het een simpel tuinlampje met ledjes, dus de schade was erg beperkt.
Het weer was geweldig en Barry en ik genoten. Net na Dronrijp zwommen we zelfs even in het kanaal. Voor Barry iets te fris, maar ik vond het heerlijk.
Op weg naar Harlingen zagen we nog een enorme zeesleper de Hunter op stapel voor een verlenging. Indrukwekkend, die enorme romp en die lappen staal. De schroef is manshoog.
Rond 19:30 lagen we in de Noorderhaven, naast een catamaran. Het zetten van de mast ging soepel met de nieuwe hijsinstallatie aan de voormast en omdat we het strijken al samen hadden gedaan. We kookten pasta aan boord. Daarna toch maar eens aan wal kijken. Eerst raakten we in gesprek met de schipper van de catamaran Witchcraft, die samen met zijn vrouw de wereld rond had gezeild en volgende week naar de Azoren zou vertrekken.
Ondanks de HT race de volgende dag was het rustig in de stad. We konden nog net voor sluitingstijd een glas whisky drinken bij een hotel aan de kop van de Noorderhaven en liepen weer richting boot, toen ik bedacht dat we meer 50 cent munten nodig hadden voor het opladen van de accu’s. De deur van café de Pijpenla stond uitnodigend open, dus wij naar binnen voor één drankje en de muntjes. Het publiek bestond uit twee Harlinger zeelui, de barman en een Engelsman bij de gokkast. We bestelden whisky en waren blij met de muziek. Beth Hart, bleek ze te heten. Barman Paul draaide de hele avond alleen muziek van haar, zeer tot ons genoegen. We raakten aan de praat met Paul en de andere gasten en hoorden het levensverhaal van Paul, die een goed verteller is. Een paar whisky’s later stonden we weer buiten met mooie herinneringen aan een prachtavond en mét de 50 cent munten waar Paul mij aan had helpen herinneren.
Vrijdagochtend kwamen Louis en Robert aan boord. Haast was er niet, want we hoefden pas om 11:oo uur uit de haven te zijn. Terwijl we in een lange colonne schepen uit de Noorderhaven opvoeren naar de brug, ging het licht op rood. Een Duit schip voor mij blufte zich er gewoon doorheen, ondanks mijn aanroep in het Duits dat hij toch echt moest stoppen. Hmmm, zo’n klein scheepskanon zou dat wel een nuttige toevoeging zijn.
Buitengaats wachten wij voor anker op het vertrek van de roeiers, net als de halve bruine vloot. Er waren weer prachtige schepen bij:
Het roeien was zwaar, zag ik: een dikke drie tegen. We moedigden flink aan en genoten van het prachtige zeilweer.
Net onder Terschelling moesten we achter iedereen het Schuitengat in, al kruisend. We deden meerdere pogingen, maar raakten steeds verder verwijderd van het gat. Ik belde Sjoerd Hibma van de wedstijdorganisatie, die vriendelijk aanbod ons wel op te komen halen. We bleken later toch te ver verwijderd voor een sleep. We besloten naar Vlieland uit te wijken.
Voor de beruchte havenmond van Vlieland, draaide Robert de kop in de wind en we streken de zeilen. Helaas kwam er toen een lijn in de schroef, dus we ankerden en ik ging te water om te zien wat er gedaan kon worden. Ik ben nu al zo vaak met het mes tussen mijn tanden overboord gestapt, dat het bijna een meme is geworden. Bovendien is het wel ‘piratey’, dus deed ik dat. Uit voorzorg had ik nog wel een lijn onder mijn oksels om in geval van nood weer binnenboord gehaald te kunnen worden. Het stroomde inderdaad best behoorlijk, maar ik kon de lijn zonder te snijden uit de schroef halen. Toen op naar de havenmond.
Ik dacht eerlijk gezegd niet dat mijn motor alleen genoeg zou zijn, maar we bleken de stroomsnelheid goed de baas te kunnen, dus voeren we door. Robert stuurde. Geen idee waarom ik dat niet zelf wilde doen, maar waarschijnlijk dacht ik dat ik meer voor ZeeFier kon doen met een stootwil in mijn hand. Robert deed het perfect: al driftend stuurde hij de havenmond in en eenmaal binnen corrigeerde hij op tijd voor het plotseling wegvallen van de stroom.
We legden aan naast een scherp jacht en lagen 6 schepen van de wal. Een klipper zou om 8:00 uur ‘s ochtend vertrekken naar Terschelling, dus we regelden een sleep, zodat we netjes om 9:30 bij de start van de Sagitta konden zijn.
We dronken koude Hertog-Jan en sneden om toerbeurt de groenten voor de vegetarische curry met rijst. Naast het zeilen zelf vind ik aan boord koken en ondertussen ouwehoeren heerlijk om te doen. Primitief, maar overzichtelijk en het smaakt na zo’n dag ook nog eens extra goed.
‘s Ochtends om 7 uur eerst een lange klim over alle 6 de schepen naar de wc, koffie gezet en ontbeten. Een vrouw op onze buurboot uitte haar bewondering voor ons. Ik wist niet zo goed wat ik daar mee moest, want wat viel er nou te bewonderen aan vier kerels die het erg naar hun zin hebben op een sloep? Het zal wel het gebrek aan comfort geweest zijn, wat haar tot die uitspraak bracht. Daar heb ik, zeker bij mooi weer, eigenlijk nooit last van.
Ik had me ‘s nachts druk zitten maken over de haven uitgesleept worden met sterke stroom. Ik had besloten dat het veel beter zou zijn om buiten de havenmond te wachten en daar de sleep te beginnen. We spraken dat af met de klipper en liepen uit. De klipper voer ook uit en passeerde ons bovenwinds zonder taal noch teken. Fijn. Dus dan toch maar op eigen kracht naar Terschelling. Gelukkig was de stroom matig en vanaf de Vliestroom weer mee.
We kwamen keurig om 9:40 bij de start, waar Sjoerd Hibma ons een kaart en routedetails overhandigde vanaf een zeilend schip (best stoer).
We mikten, net als iedereen, op de kentering halverwege de Slenk, zodat we maximaal van de stroom zouden profiteren. Helaas moest er het eerste stuk gekruist worden en dat is niet ZeeFiers sterke punt. Met een goed bediende fok (op tijd vieren en pas wanneer er snelheid is weer aanhalen) is er nog best wat te winnen en dat lukte ook vandaag. Helaas viel bij het peilen de vaarboom over boord. Ondanks twee pogingen lukte het niet hem weer binnen te halen, dus concentreerden we ons weer op de race.
De kentering pakte voor ons heel goed uit. Mooi op tijd kregen we stroom mee.
We dachten bij halve wind wel een paar boten in de te kunnen halen, maar dat lukte niet. Wij werden juist voorbij gevaren door boten die na ons gestart waren. Alleen in het laatste stuk, toen we wing-and-wong (melkmeisje) voeren, konden wij niet worden ingehaald. De eerste vier boten waren al gefinished, maar er was een spannende strijd tussen de laatste drie. Zelfs het topzeil van de boot voor ons werd nog even gezet.
We gingen als één na laatste over de finish. Zie voor het wedstijdverslag de site van het Wakend oog.
Op weg naar de haven weigerde de motor. We zeilden zover mogelijk door en belden Sjoerd voor een sleep. Op aanwijzing van de havenmeester moesten we beiden omdraaien. De ruimte was te krap en de stroom werkte nu tegen zodat we met een flinke vaart tegen de veerboot van Terschellings Eigen Veerdienst opvoeren. De voormast flink de klap op en er waren alleen twee schaafplekken te zien. Uiteindelijk mochten we op de aangewezen plek ook nog niet aanleggen.
Bij de nazit was er voldoende koud bier, kwam onze vaarboom onverwacht toch weer boven water (Karel van de Veer had hem opgevist) en kregen de kinderen van Albert Idzinga de bokaal. Die hadden ze dik verdiend, want ik had Albert alleen midscheeps gezien. Bij het praatje werd nog even gerefereerd aan onze sterk verbeterde zeilvoering. In 2015 hadden we met gereefd zeil gevaren en dat ziet er bij een jonkzeil slordig uit, dus vandaar.
Ik ben op zich niet zo competitief, maar als laatste eindigen was nou toch ook niet helemaal het plan. Volgende keer toch maar netjes de anti-fouling eronder en misschien zelfs bolling in de zeilen maken.
Robert kreeg helaas een nogal woeste aanval van hooikoorts. Hij nam de veerboot terug. In high spirits begaven Louis, Barry en ik ons naar West, waar we goed aten bij NAP, na twee terrassen. Het weer bleef namelijk geweldig.
Om terug te komen zouden we bij de kentering op de Vliestroom moeten zijn. Dat betekende vroeg op: 5 uur. Gek genoeg is weinig slaap bij slapen in de buitenlucht niet zo erg. De herrie van de roeiersfeesttent had me zeker tot 1 uur wakker gehouden, maar ik voelde me niet moe. Ik genoot van dit uitzicht:
Stilletjes verlieten we de haven. Geen brullende diesel bij ons, al grapten we nog even of we niet toch motorgeluiden moesten maken.
Met de stroom mee voeren we naar het Schuitengat. We hadden wind tegen en moesten kruisen en al snel was de kentering een feit. Nu werd het echt knokken. We zetten de motor bij en wisten met handig laveren toch nog voortgang te blijven boeken. Ik twijfelde of we op de Vliestroom konden komen voordat de stroom de sterk werd, maar we bleven voortgang maken, dus gingen we door. Pas om half tien haalden we het, na een zeer goed gemikt rak van Barry, dat ons langs vier boeien stuurde. Schuitengat-ZeeFier 1-1.
De terugreis van de Vliestroom naar Harlingen nam maar twee uur in beslag, door opkomend tij. We voeren door de sluis en lunchten op zoet water. We hadden de wind in de rug en, omdat we al best wat stroom hadden verbruikt in het Schuitengat, besloten we alleen de hoofdmast te strijken. De fok konden we dan gebruiken voor extra snelheid/besparing van stroom.
In één geval lukte het om al zeilend door een brug te komen na een oproep via de marifoon. Wanneer een brug niet snel genoeg open ging, streken we snel de voormast en zetten hem na de brug weer. Barry en ik werden daar al snel handig in. Louis stuurde liever, genietend van het zonnetje. Door het zeil daalde de accu-spanning pas in Leeuwarden onder de 50%.
De voormast bleek wel aanzienlijk verbogen door de aanvaring met de veerboot, maar liever de mast, dan de boot, want geklonken aluminium laten herstellen is heel wat moeilijker dan een alu buis recht laten buigen.
Terugkijkend was het weer een echt avontuur: in gevecht met stroom en wind, een havenmond binnen driften, een race en een ‘bender’.
Op 11 augustus kwam ik in opstand tegen het waardeloze weer met dit bericht op LinkedIn: “Een zomer in Nederland vergt wat geduld, een paraplu en een goed boek. Deze zomer vraagt echter om rauwe ontkenning. Er moet een daad gesteld worden.
Daarom zal ik vrijdag 26 augustus met mijn sloep het Groene strand opvaren bij West-Terschellling, de barbecue aansteken en iedereen bij de Walrus onder tafel gaan drinken”.
18 mannen had ik uitgenodigd, vier monsterden uiteindelijk aan: Barry, Martijn, Robert en Maarten.
De dag voor vertrek voer ik ZeeFier van Leeuwarden naar Harlingen. Het was heel erg warm, dus dat beloofde alvast wat. Hond Cookie was mee. Verkoeling met emmers water over zijn vacht bevielen hem niet, dus zocht hij uiteindelijk de schaduw op. Een zwempartij bij een botenhelling halverwege bracht uitkomst, voor ons allebei. In Harlingen het inmiddels bekende, maar niet minder bijzondere, moment van zoet naar zout bij uitvaren van de Tjerk Hiddessluizen.
Barry was aangekomen en stond op de brug te wachten. Aan boord mocht hij meteen onder de mast door limbo-en. “Niet moeilijk voor een Limbo”, zei ik. Mirjam en de kinderen kwamen Cookie weer halen en brachten nog wat dingen die ik vergeten was.
Harlingen bleek op zijn kop te staan voor de visserijdagen, dus qua verkeer was het een ramp.
Barry en ik richtten de mast op, klaarden nog wat klusjes en besloten de tent niet op te zetten.
De volgende ochtend bleek dat ik de getijdetabellen precies verkeerd had gelezen. Om 11:00 uur wilde ik uitvaren, maar dan begon juist de vloed, dus de stroom naar Harlingen. We besloten toch maar uit te varen en te zien hoe het opschoot met stroom en wind.
De wind waaide uit het Westen, dus de vaargeul naar Terschelling was niet bezeild. We voeren op de motor tegen de stroom in en dat schoot voor geen meter op, dus ankerden we vlak voor de strekdam bij Harlingen voor de lunch. Daar kozen we voor een langere, maar wel bezeilde route naar Terschelling: via het Noorden naar water dat bij aankomst wel diep genoeg zou zijn.
Toen begon het spel met plaats, tijd en waterdiepte. Het is een hele leuke puzzel om uit zoeken, waar je bent, wanneer je op een bepaalde plaats zult zijn en hoe diep het water dan is op die die plaats. Het leuke was dit iedereen aan boord mee ging puzzelen, met gps, met dwarspeilingen en de waterkaart.
Zo voeren we redelijke snel naar Oost-Terschelling. Het groene strand en de Walvis (niet de Walrus, ‘my bad’) lonkten. De wind waaide echter nog steeds uit het Westen. Barry en ik vonden dat we in een laveerduel waren verwikkeld met een witte platbodem. De rest was diep verwikkeld in filosofische discussies. De wind nam af, waardoor we het laveren moesten staken.
De laatste zandbank voor Terschelling konden we net niet meer passeren, waardoor we door dieper water om moesten varen. Dat werd ruim goed gemaakt door het uitzicht:
Toen we de zeilen lieten zakken, trokken we de biertjes toch ook maar open. Door het omvaren via de vaargeul liepen we pas laat de haven binnen, maar wel op spectaculaire wijze: met brandende barbecue op het voordek.
Na het eten begaven we ons naar de Walvis, waar iedereen zichzelf al onder tafel had gedronken. Het was ook al twaalf uur. Maar niet getreurd, een goed biertje is nooit ver weg op de eilanden. We rondden het offensief af op een terras met 100 verschillende bieren op fles. Er volgde geen drankgelach, maar een beheerst rondje en een korte wandeling door West-Terschelling terug naar de ZeeFier.
Martijn vertrok vroeg in de ochtend met de veerboot naar Harlingen. Met vers brood en water voeren we om 10:15 de haven uit. Groot voordeel van een haven: er is walstroom om de accu’s weer op te laden, dus we konden weer even vooruit.
De wind waaide uit het Oosten, dus Harlingen was bezeild. We waren al een stuk de vaargeul ingevaren toen we bedachten dat we met dit getij en deze wind ook wel buiten de eilanden om naar den Helder konden varen. Gunstig voor de randstedelingen om daar van boord te gaan. Het leek mij ook wel wat, maar voor de zekerheid checkten nog even het weer: code oranje met storm en windstoten tot 80 mijl per uur. Geen goed idee, dus. We zeilden dus toch naar Harlingen.
Het gepuzzel met waterdiepte begon weer. We wilden ten Noorden van de Griend langsvaren, maar liepen daar vast. Gelukkig kun je de ZeeFier makkelijk los krijgen door er even naast te gaan lopen. Zo kreeg ik toch nog de kans even het ophaalbare roer te testen.
We keerden terug naar de vaargeul die ook bezeild was tot we weer vlakbij de bekende strekdam naar Harlingen waren, die niet bezeild was. Nu hadden we de keuze om ofwel tegen de wind in te varen op de motor of zeilend een slag ten zuiden van de vaargeul te maken. Ik vond het geklots op de golven niks en het stampen van de mast in de boot al helemaal niet. Omdat mijn kapiteinschap een behoorlijk democratisch gehalte heeft, duurde het even, maar we gingen uiteindelijk toch zeilend verder.
Boven Harlingen was een propellervliegtuig intussen loopings en andere fraaie stunts aan het uithalen. Vooral leuk dat je de motor kunt horen gieren in een duik. Heel anders dan bij een straaljager. Onze slag bracht ons vlakbij de havenmond, waar we de zeilen streken en afscheid namen van Robert en Maarten.
De kade was daar zo hoog dat ik, zittend op een paal, de lijnen in het blok op de voormast kon ontwarren. Meteen daarna voeren we weer uit, want de wind was te mooi om te laten lopen: krachtig uit het Oosten. Perfect voor een retourtje Leeuwarden via Stavoren en de Friese meren.
Barry en ik zeilden dus met halve wind verder naar de Lorentzsluizen bij Kornwerderzand met als doel Hindeloopen of Stavoren. Het schutten in de sluis ging soepel. We voeren zo ver mogelijk naar voren om de sluiswachter te verleiden de sluis te openen zodat hij ons schip wat beter kon zien. Dat lijkt – en is- heel ijdel, maar ZeeFier is dan ook een opvallende verschijning tussen al die Tupperware, zelfs met gestreken zeilen.
De stormwaarschuwingen waren inmiddels afgezwakt op de marifoon en we zagen de stormwolken ook langzaam desintegreren, dus er was geen reden voor ongerustheid. Al snel voorbij Makkum waren we het enige schip op het water. We voeren met een noodgang: 6 knopen, zo’n 11 kilometer per uur, terwijl de rompsnelheid rond de 12 kilometer per uur ligt.
Vlak voor zonsondergang voeren we Hindeloopen binnen en vonden een plekje in een hoek van de oude haven. Snel zetten we de tent op en sloten de walstroom aan, omdat we Hindeloopen nog even wilden zien. Het stelde bepaald niet teleur: net zo goed geconserveerd als Marken, maar iets kleiner en gezelliger.
We namen de tijd voor een uitgebreid driegangen maal. Barry zag het achter mij steeds weerlichten, dus er was onweer op komst. Dat kwam uiteindelijk pas de volgende ochtend, toen we terugkwamen uit de prima de luxe, maar steriele, nieuwe jachthaven met broodjes. Er was even een stortbui, dus we dronken nog een extra kop koffie en besloten toen toch maar uit te varen, want er was de hele dag kans op buien voorspeld. We hadden geluk, want de verwachte buien kwamen niet.
Er was aanvankelijk nauwelijks wind, maar dat werd al snel meer en gelukkig ook uit de goede hoek: Zuid-West.
De sluis in bij Stavoren is altijd wel aanleiding voor een beetje spanning. Zo ook bij ons, tot Barry opmerkte dat één lijn om de kont in de wind te houden voldoende was. Een best aantal schippers probeerde eerst voor vast te maken. Met de wind van achteren werkt dat niet en als er dan veel andere schepen in de buurt zijn, wordt het lastig manoeuvreren. Eén keer moest ik daarom zelf voorpikken in de rij: het schip achter mij maakte deze fout en dreigde me te raken. Eenmaal in de sluis werd iedereen door stewards rustig de sluis in gewerkt.
De rest van de dag konden we voor de wind over de Fluessen razen, alweer met 6 knopen. Het punt waar Mirjam ons om 16:00 uur op zou pikken schoof steeds op: eerst Galamadammen, toen Elahuizen en tenslotte Heeg, waar we vlak voor vieren afmeerden. Net voor de haven nog een akkefietje: we haalden het zeil binnenboord en zagen een lijn over het hoofd, die prompt in de schroef draaide. Ik zwom erheen en kon de lijn gelukkig snel los maken. We merkten wel dat we met onze motor niet door de wind konden komen met windkracht 6 en golven tegen.
Woensdagavond heb ik de boot naar Terherne gevaren in 2 uur en een kwartier. Vrijdag duurde het 3 drie uur om naar huis te varen. Dat laatste viel me bepaald niet tegen.
Al met al een zeer geslaagd zomeroffensief: We hebben de zomer aan de haren terug naar Nederland gehaald en er optimaal van genoten. Zelfs zonder de voor mij beeldbepalende elementen van ZeeFier die het Groene Strand opschuift en de barbecue en wild drinkgelach daarna, was dit een nautisch hoogtepunt en een mooie ervaring.
© 2024 ZeeFier
Theme by Anders Noren — Up ↑