een Verhoef sloep met een jonktuig

Category: Jonktuig

Het jonkzeil – een evaluatie

ZeeFier is nu een aantal jaren getuigd met 2 jonkzeilen. Een evaluatie is op zijn plaats en dat is meteen een goed moment om de werking van zeil en tuig uit te leggen.

Over het zeil zelf en het maakproces heb ik al in eerdere posts geschreven. Hier een overzicht van de lijnen waarmee het zeil gehesen, gestreken en getrimd kan worden. Ook het gebruik van het zeil op verschillende koersen komt aan de beurt.

Sheetlets, val en neerhaler

Sheetlets, val en neerhaler

Net als een gewoon zeil heeft het jonkzeil een val en een neerhaler. De neerhaler had ik er aanvankelijk niet op, maar bij aandewindse koersen maakte dat wel erg veel verschil, dus mocht hij blijven.

Heel anders is de beschoting. Ik heb gekozen voor een dubbele schoot; aan elke kant van het zeil zit een schoot. De reden daarvoor was maximaal zeiloppervlak op ZeeFier. Normaliter wordt de schoot namelijk aan de achterkant van de staken bevestigd. Het punt waar de schoot aan de boot vast zit, zit dan een stuk achter het zeil. In mijn geval had het misschien nog wel gekund met een beugel boven de helmstok, maar ik had op de ontwerptafel al voor dubbele schoten gekozen en geen reden om dat te heroverwegen.

Een voordeel van dubbele schoten is dat je de schoot aan de lijzijde kunt gebruiken om het zeil extra steun te geven bij voordewindse koersen. Bij het voorzeil doe ik dat regelmatig. Ook de voorzeil bak houden is op deze manier heel goed te doen.

De schoot bestaat uit een gewone schoot met blokken aan het jufferblok, vastgezet met een klemkikker aan het boord. Het jufferblok verdeelt de schoot in ‘sheetlets’ en daarmee de spanning van de schoot naar de staken (‘battens’). Door de wrijving in het jufferblok is het mogelijk de verticale bolling van het zeil aan te passen. Als het zeil gereefd wordt, moet de sheetlet worden ingekort. Niet bijster handig, maar te doen, want het jufferblok hangt dan boven de kuip. Met een enkele schoot achter het zeil is dat niet vanzelfsprekend. Vaak wordt het jufferblok dan weggelaten en vervangen door blokken waardoor het automatisch werkt.

Batten parrels en luff hauling parrel

Batten parrels en luff hauling parrel

Aan de voorkant van het zeil is de luff hauling parrel, die als functie heeft de halshoek naar achter te trekken. Dat is nodig omdat het zeil de neiging heeft naar voren te bewegen. Het scharniert immers om het punt waar de val aan de gaffel is bevestigd. De luff hauling parrel loopt om de mast heen, via blokjes aan de staken omhoog tot bovenin het voorlijk. Zo wordt het hele voorlijk gelijkmatig naar achteren getrokken in plaats van alleen de halshoek.

De luff hauling parrel maakt het mogelijk de portie van het zeil vóór de mast aan te passen. Dat kan handig zijn bij ruime wind om gijpen te voorkomen of af te zwakken. Een klapgijp komt overigens niet vaak voor door het gewicht van zeil en staken.

Een andere soort parrel is de batten parrel. Ze is bedoeld om het zeil bij de mast te houden op koersen dat het zeil niet tegen de mast aan wordt gedrukt. In mijn geval bij wind over stuurboord voor het grootzeil en over bakboord voor het voorzeil. Inderdaad: de zeilen zitten niet aan dezelfde kant van de mast. Dit heb ik naar Chinese tradtie gedaan. Ik denk niet dat het veel verschil maakt als de zeilen wel aan dezelfde kant van de mast zouden zitten.

LazyJack en mastlift

Lazyjack en mastlift

De ruggegraat van het jonktuig is de lazyjack. Refen is heel simpel: trek de lazyjack iets aan en vier de val tot één of meer panelen in de lazy jacks zakken. Klaar. Voor gemoedsrust kunnen de staken van de gereefde panelen nog worden vastgebonden aan de giek. Er is een kleine kans dat de wind er anders vat op krijgt en ze alsnog opblaast waardoor de staken kunnen breken. Ik heb mijn staken al alle kanten op zien buigen en ze zijn zeer solide gebleken. De staken zijn van pvc buis gevuld met pannelatten en bezemstelen. Onderhoudsvrij, buigzaam en toch sterk. Over het buigen van de staken is veel discussie geweest op het jonk tuig forum. Eigenlijk moeten ze vrij stijf zijn, zeker als er bolling in de panelen is ingebouwd. Waarschijnlijk klopt dit, maar eenvoud is ook wat waard: mijn zeilen zijn plat en dus makkelijk te maken. De buigzame staken zorgen voor bolling.

De lazyjack en vooral de mast lift doen hun werk, maar het is nog niet optimaal. De mastlift is een lus om de mast, die het zeil aan de voorkant tegen de mast aan houdt met een lijn en blok bovenin de mast. De lus heeft veel wrijving op de mast waardoor de zeilbundel moet worden opgetild en de lus naar boven moet worden getrokken. Niet echt handig, zeker als je alleen bent. In mindere mate geldt ook voor de lazy jack.

Bovenstaande is nog geen liefdesverklaring aan het jonkzeil. In een bijdrage aan het junk rig forum aan het topic ’50 reasons for owning a junk’ schreef ik: “It looks bloody marvelous, is a great way to climb into the mast if needed and no need to fool around with spinackers: just wing-and-wong it“.

Wing-and-wong is het zetten van de zeilen aan beide zijden van het schip bij voordewindse koers (melkmeisje). Dat gaat heel eenvoudig en blijft ook goed staan zonder boom.

Via de staken in de mast klimmen bleek nodig tijdens de Noorderraid toen de val bovenin vast zat. Robbert-Jan, een moedige jongeman, deed dit en kreeg het zeil weer omlaag zonder ongelukken. Dat was een incident, maar demonstreerde weer eens de eenvoud en  robuustheid van dit tuig. Bovendien vind ik de waaiervorm erg mooi.

Andere jonk tuig gebruikers noemen het makkelijk refen en de eenvoudige bediening van het zeil (zelfs voor beginners). Makkelijk zeilen is zeker ook mijn ervaring, al heb je echt wel tell-tales nodig om de trim van het zeil goed te beoordelen. Het zeil kilt immers niet. Met tell-tales ga ik volgend seizoen maar eens experimenteren.

Vergroting van het grootzeil – juni 2011

Voor de oversteek over het Ijsselmeer wilde ik het grootzeil vergroten. Het zeilontwerp aanpassen  doe ik op de makkelijke manier: knippen en plakken met OpenOffice Impress en Irfanview. Handig is bijvoorbeeld een foto van de ZeeFier met het oude zeil. Dat zeil knip ik eruit, schuif het omhoog op de mast en kan dan met de maten daarvan inschatten hoeveel zeil er nog onder past. Dan maak ik in Impress een blokje ter grootte van het extra zeil en hang het onder de foto van het huidige zeil.XX Ik schuif net zo lang met blokjes en stukken foto tot het ‘er goed uitziet’. Uiteindelijk besloten er nog 9m2 onder te plakken.

Het resultaat van knippen en plakken in Impress en Irfanview

Bij Frank materiaal gehaald: tape, garen en doek. Het extra zeildeel heb ik uitgelegd, met het tape de verticale stroken aan elkaar geplakt en de randen met een soldeerbout gesmolten tegen het rafelen. Daarna de rand 5 centimeter naar binnen gevouwen, met nietjes vastgezet en er een dun touwtje doorheen gehaald. De omgevouwen rand zette ik met 1 zig-zag steek vast. Daarna trok ik het lijkentouw (pre-stretched schoot) aan het dunne touw door de vastgenaaide rand. Dan de naaimachinevoet verwisselen naar een ritsvoet, zodat je dicht tegen het lijkentouw aan een simpele rechte steek kan zetten. Nu is de hele rand dus dubbel en van lijkentouw voorzien. Sterk zat voor een jonk. Als je wilt kun je op de plek waar je ringen wilt slaan nog meer zeildoek in het zakje voegen (vastzetten met tape en er daarna gewoon overheen naaien). Alleen de overgang van het oude naar het nieuwe zeil was wat lastig: op advies van Frank had ik de zeildelen gewoon over elkaar heen gelegd en op elkaar genaaid met twee zigzag steken. Dat was veel materiaal om doorheen te komen met een geleende handnaaimachine, dus deed ik de moeilijke stukjes met de hand. Op het achterlijk zit een soort kom waar het oude en het nieuwe deel niet helemaal netjes in elkaar overlopen, maar ja, het zal best zeilen.

Daarna moesten wel alle staken weer worden vastgezet op het zeil. Dat ging verrassend soepel: ik had van te voren bedacht dat er weer zes staken zouden komen, maar de onderste twee zouden naar beneden verhuizen met een grotere tussenruimte. Fijne bijkomstigheid was dat ik dus geen extra staken hoefde te maken.

Veranderingen aan zeilplan

De twee zeilen raakten elkaar, dus heb ik het voorste zeil met 60 centimeter ingekort. Ik wilde aanvankelijk de schoot aan bak- en aan stuurboord behouden maar Louis overtuigde me om de schoot alleen aan de achterkant van de staken te bevestigen zoals gebruikelijk is (als je de ruimte hebt). De ruimte is groot genoeg: grootzeil en schoot van het voorzeil passeren elkaar. Voordeel van deze opzet is dat ik veel minder last heb van schoten die verstrikt raken in de uiteinden van de staken (een bekend nadeel van dubbele schoten). Het nadeel is dat de ‘ twist’ van het voorzeil best groot is. De schuine voormast verergert dit.

Ik zal eerst proberen de schoot van het voorzeil aan een of meer hogere staken vast te maken. Kijken of dat wat doet.

Zeilplan

Oorsponkelijk zeilplan

De sloep had oorspronkelijk een emmerzeil van bijna 27m2

Oorspronkelijk zeilplan van Verhoef

Oorspronkelijk zeilplan van Verhoef

Van het tuig resteerde alleen een mast van 5 meter 80. De positie van de mastvoet was veranderd in de loop der tijden. Ik heb overwogen dit tuig te reconstrueren, maar werd al snel volledig in beslag genomen door andere zeilvormen.

De zeilvorm

De belangrijkste puzzel van mijn zeilplan werd een zo groot mogelijk zeiloppervlak bij een zo klein mogelijke masthoogte. Ik wilde namelijk de mast in de bodem van de boot kunnen leggen om zo toch te kunnen sloepen.

In de zoektocht naar de oplossing kwam ik op allerlei zeilen: het latijnzeil en het crab claw zeil. Het latijnzeil biedt een enorm oppervlak bij een korte mast maar is moelijk te reven en moelijk om mee overstag te gaan. Het crab claw zeil schijnt  het meest efficiënte zeil te zijn dat er bestaat. Het leek mij echter moeilijk om hiermee van koers te veranderen. Bovendien vond ik het toch een beetje TE vreemd. Ik weet niet meer hoe ik op het jonkzeil ben gestuit maar al lezend op de nieuwsgroep kwam ik er achter dat dit zeil veel oppervlak bij een korte mast kon bieden en dat ik het bovendien zelf zou kunnen maken. Toen was ik verkocht.

Zeilplan

In het boek Practical Junk Rig van Hasler en McLeod staat heel gedetailleerd uitgelegd in welke stappen je een jonk zeilplan kunt ontwerpen. Ik heb daar dankbaar gebruik van gemaakt. Met name de manier waarop je het lateraal middenpunt van de romp en van je zeilplan kunt uitrekenen en aan de hand daarvan wat de ‘lead’ gaven me de indruk in goede handen te zijn. De ‘lead’ slaat op het percentage van de waterlijn dat je mast staat ten opzichte van het het lateraal middenpunt van je boot.

Zeilplan jonktuig

Zeilplan jonktuig

Van mast naar masten

Ik wilde mijn mast in de boot kunnen leggen onder een dubbele vloer, zodat er ook nog gewoon gesloept kon worden. Dat betekent een maximumlengte van 6 meter per mast. Omdat de sloep oorspronkelijk ongeveer 27 m2 zeiloppervlak had en omdat je met een jonktuig ongeveer 10% meer zeil kan voeren, koos ik  voor twee masten. De positie van de masten moet je bepalen door de afstand van het drukmiddelpunt van de zeilen tot het lateraal middelpunt van je boot. In PJR heet dit ‘lead’.

In het boek wordt een vuistregel gegeven over de hoeveelheid ‘lead’ die je met een jonktuig mag hebben. In andere publicaties wordt deze vuistregel echter aardig opgerekt. Na veel heen en weer kwam ik tot de conclusie dat ik de bestaande mast wilde behouden. De voorste mast zou helemaal tegen de boeg aan moeten.

Sailcut

Een ontzettend handig programma is Sailcut. Het is gratis te downloaden en er is zowel een jonktuig versie als een gewone. Met Sailcut maakte ik in vijf minuten een zeil van de gewenste grootte. Een screenshot uit Sailcut bewerkte ik met Irfanview  zodat ik alleen het zeil overhield. Deze plakte ik in OpenOffice Draw en schaalde hem daar naast een dimension line. Zo kon ik heel snel zeilen op mijn boot plakken. Ik heb dan ook wel 50 varianten gemaakt of zo. Heerlijk, wat een ontwerpwalhalla.

Het jonkzeil

Het zeil

Voor het zeil heb ik leren naaien. Het is nog steeds een goeie grap dat ik waarschijnlijk de gordijnen zal naaien voor ons nieuwe huis. Zo  geëmancipeerd zijn we toch nog niet. Naaien is leuk: je hebt vrij snel resultaat en als je niet te veeleisend bent krijg je best wat nuttigs uit handen.

De bolling in het zeil wordt niet beschreven in PJR (werd door de auteurs niet nodig  geacht). De consensus is tegenwoordig dat het wel beter is om bolling te hebben in het doek, maar je kunt ook je staken laten scharnieren. Dat laatste vind ik wel heel interessant. Het eerste heb ik bewust niet gedaan om makkelijk mijn zeil te kunnen maken. Meer bolling in je zeil schijnt er echter ook voor te zorgen dat je schuiner gaat. Zonder kiel van betekenis laat ik dat nog maar even.

De staken

De staken moeten eigenlijk van aluminium zijn op mijn alu schip, maar dat is best duur en het moet geverfd anders wordt het zeil zwart. Bovendien vond ik de dikte niet heel makkelijk te bepalen. Op de nieuwsgroep is er wel van alles over te vinden. Ook bamboe heb ik overwogen maar dat is in grote diktes (4-5cm) ook niet heel goedkoop.

Uiteindelijk koos ik voor gerecyclede pvc buis (recypipe) van Wildkamp. Voor  € 50 per zeil was dat nog te overzien. De buizen vulde ik met bezemstelen, ook van Wildkamp. Deze hielpen niet heel goed om het pvc stijf te houden omdat ze maar 150 cm lang zijn. Deze slappe staken heb ik dus nu op het voorzeil geplaatst waar meer bolling denk ik wel goed is, maar dat moet nog blijken.  Stijvere staken maakte ik met pvc buis van 40mm gevuld met pannelatten. Met een stuk tape op de buis kun je aangeven hoe de lat in de buis zit, zodat je de buis zelfs nog kan draaien om hem van stijfheid te veranderen.

Dubbele schoten en euphroe

De meest gangbare beschoting van een jonkzeil zit achter op de staken. Hiervoor is echter best wat ruimte achter het zeil nodig en die had ik met mijn twee masten niet meer. Omdat ik ook geen lelijke boom achter uit mijn boot wilde laten steken, koos ik voor dubbele schoten. Aan elke kant van het zeil zit dan een schoot, die verder hetzelfde is als de schoot achteraan het zeil.

Het zeil van het jonktuig wordt door de schoten op elke staak behalve de bovenste 1 of twee gecontroleerd. Als je de schoot  nou ook nog door een blok hout laat lopen kun je met de frictie van de schoot de verticale bolling van je zeil bepalen. Dit spelen heb ik met Pinksteren 2008 voor het eerst gedaan en het is echt heel leuk om te doen. Dat blok heet overigens een ‘euphroe’, een Engelse verbastering van het Nederlandse ‘juffer’.

Jufferblok (euphroe) met schoot op achtergrond

Jufferblok (euphroe) met schoot op achtergrond (lazyjack aan linkerkant zichtbaar)

Het lijkt me een leuke sport om met een GPS ernaast te proberen je snelheid te verhogen.  Een GPS kan niet alleen je positie bepalen maar ook je  snelheid.

Terug naar de euphroe: deze heb ik zelf gemaakt van een blok mooi hout (ik denk ceder). Ik heb er gewoon rechte gaten ingeboord voor de schoot die 4 mm groter zijn de schootdikte. Tot nu toe bevalt deze hoeveelheid frictie prima. Echte slimmerinkken gaan het gat natuurlijk aanpassen aan de positie van de schoot op het zeil. Als je het zeil bovenin altijd strak wilt houden maak je boven in je juffer een kleiner gat. Zo slim was ik niet toen ik mijn juffers maakte. Gecompleteerd met twee touwschijven kwam ik toch nog redelijk goedkoop weg. De blokken heb ik in een bak met lijnolie gezet en goed laten trekken. Ik verwacht dat maar één keer per jaar te hoeven doen (boot ligt altijd onder zeil).

© 2024 ZeeFier

Theme by Anders NorenUp ↑