Op 11 augustus kwam ik in opstand tegen het waardeloze weer met dit bericht op LinkedIn: “Een zomer in Nederland vergt wat geduld, een paraplu en een goed boek. Deze zomer vraagt echter om rauwe ontkenning. Er moet een daad gesteld worden.
Daarom zal ik vrijdag 26 augustus met mijn sloep het Groene strand opvaren bij West-Terschellling, de barbecue aansteken en iedereen bij de Walrus onder tafel gaan drinken”.
18 mannen had ik uitgenodigd, vier monsterden uiteindelijk aan: Barry, Martijn, Robert en Maarten.
De dag voor vertrek voer ik ZeeFier van Leeuwarden naar Harlingen. Het was heel erg warm, dus dat beloofde alvast wat. Hond Cookie was mee. Verkoeling met emmers water over zijn vacht bevielen hem niet, dus zocht hij uiteindelijk de schaduw op. Een zwempartij bij een botenhelling halverwege bracht uitkomst, voor ons allebei. In Harlingen het inmiddels bekende, maar niet minder bijzondere, moment van zoet naar zout bij uitvaren van de Tjerk Hiddessluizen.
Barry was aangekomen en stond op de brug te wachten. Aan boord mocht hij meteen onder de mast door limbo-en. “Niet moeilijk voor een Limbo”, zei ik. Mirjam en de kinderen kwamen Cookie weer halen en brachten nog wat dingen die ik vergeten was.
Harlingen bleek op zijn kop te staan voor de visserijdagen, dus qua verkeer was het een ramp.
Barry en ik richtten de mast op, klaarden nog wat klusjes en besloten de tent niet op te zetten.
De volgende ochtend bleek dat ik de getijdetabellen precies verkeerd had gelezen. Om 11:00 uur wilde ik uitvaren, maar dan begon juist de vloed, dus de stroom naar Harlingen. We besloten toch maar uit te varen en te zien hoe het opschoot met stroom en wind.
De wind waaide uit het Westen, dus de vaargeul naar Terschelling was niet bezeild. We voeren op de motor tegen de stroom in en dat schoot voor geen meter op, dus ankerden we vlak voor de strekdam bij Harlingen voor de lunch. Daar kozen we voor een langere, maar wel bezeilde route naar Terschelling: via het Noorden naar water dat bij aankomst wel diep genoeg zou zijn.
Toen begon het spel met plaats, tijd en waterdiepte. Het is een hele leuke puzzel om uit zoeken, waar je bent, wanneer je op een bepaalde plaats zult zijn en hoe diep het water dan is op die die plaats. Het leuke was dit iedereen aan boord mee ging puzzelen, met gps, met dwarspeilingen en de waterkaart.
Zo voeren we redelijke snel naar Oost-Terschelling. Het groene strand en de Walvis (niet de Walrus, ‘my bad’) lonkten. De wind waaide echter nog steeds uit het Westen. Barry en ik vonden dat we in een laveerduel waren verwikkeld met een witte platbodem. De rest was diep verwikkeld in filosofische discussies. De wind nam af, waardoor we het laveren moesten staken.
De laatste zandbank voor Terschelling konden we net niet meer passeren, waardoor we door dieper water om moesten varen. Dat werd ruim goed gemaakt door het uitzicht:
Toen we de zeilen lieten zakken, trokken we de biertjes toch ook maar open. Door het omvaren via de vaargeul liepen we pas laat de haven binnen, maar wel op spectaculaire wijze: met brandende barbecue op het voordek.
Na het eten begaven we ons naar de Walvis, waar iedereen zichzelf al onder tafel had gedronken. Het was ook al twaalf uur. Maar niet getreurd, een goed biertje is nooit ver weg op de eilanden. We rondden het offensief af op een terras met 100 verschillende bieren op fles. Er volgde geen drankgelach, maar een beheerst rondje en een korte wandeling door West-Terschelling terug naar de ZeeFier.
Martijn vertrok vroeg in de ochtend met de veerboot naar Harlingen. Met vers brood en water voeren we om 10:15 de haven uit. Groot voordeel van een haven: er is walstroom om de accu’s weer op te laden, dus we konden weer even vooruit.
De wind waaide uit het Oosten, dus Harlingen was bezeild. We waren al een stuk de vaargeul ingevaren toen we bedachten dat we met dit getij en deze wind ook wel buiten de eilanden om naar den Helder konden varen. Gunstig voor de randstedelingen om daar van boord te gaan. Het leek mij ook wel wat, maar voor de zekerheid checkten nog even het weer: code oranje met storm en windstoten tot 80 mijl per uur. Geen goed idee, dus. We zeilden dus toch naar Harlingen.
Het gepuzzel met waterdiepte begon weer. We wilden ten Noorden van de Griend langsvaren, maar liepen daar vast. Gelukkig kun je de ZeeFier makkelijk los krijgen door er even naast te gaan lopen. Zo kreeg ik toch nog de kans even het ophaalbare roer te testen.
We keerden terug naar de vaargeul die ook bezeild was tot we weer vlakbij de bekende strekdam naar Harlingen waren, die niet bezeild was. Nu hadden we de keuze om ofwel tegen de wind in te varen op de motor of zeilend een slag ten zuiden van de vaargeul te maken. Ik vond het geklots op de golven niks en het stampen van de mast in de boot al helemaal niet. Omdat mijn kapiteinschap een behoorlijk democratisch gehalte heeft, duurde het even, maar we gingen uiteindelijk toch zeilend verder.
Boven Harlingen was een propellervliegtuig intussen loopings en andere fraaie stunts aan het uithalen. Vooral leuk dat je de motor kunt horen gieren in een duik. Heel anders dan bij een straaljager. Onze slag bracht ons vlakbij de havenmond, waar we de zeilen streken en afscheid namen van Robert en Maarten.
De kade was daar zo hoog dat ik, zittend op een paal, de lijnen in het blok op de voormast kon ontwarren. Meteen daarna voeren we weer uit, want de wind was te mooi om te laten lopen: krachtig uit het Oosten. Perfect voor een retourtje Leeuwarden via Stavoren en de Friese meren.
Barry en ik zeilden dus met halve wind verder naar de Lorentzsluizen bij Kornwerderzand met als doel Hindeloopen of Stavoren. Het schutten in de sluis ging soepel. We voeren zo ver mogelijk naar voren om de sluiswachter te verleiden de sluis te openen zodat hij ons schip wat beter kon zien. Dat lijkt – en is- heel ijdel, maar ZeeFier is dan ook een opvallende verschijning tussen al die Tupperware, zelfs met gestreken zeilen.
De stormwaarschuwingen waren inmiddels afgezwakt op de marifoon en we zagen de stormwolken ook langzaam desintegreren, dus er was geen reden voor ongerustheid. Al snel voorbij Makkum waren we het enige schip op het water. We voeren met een noodgang: 6 knopen, zo’n 11 kilometer per uur, terwijl de rompsnelheid rond de 12 kilometer per uur ligt.
Vlak voor zonsondergang voeren we Hindeloopen binnen en vonden een plekje in een hoek van de oude haven. Snel zetten we de tent op en sloten de walstroom aan, omdat we Hindeloopen nog even wilden zien. Het stelde bepaald niet teleur: net zo goed geconserveerd als Marken, maar iets kleiner en gezelliger.
We namen de tijd voor een uitgebreid driegangen maal. Barry zag het achter mij steeds weerlichten, dus er was onweer op komst. Dat kwam uiteindelijk pas de volgende ochtend, toen we terugkwamen uit de prima de luxe, maar steriele, nieuwe jachthaven met broodjes. Er was even een stortbui, dus we dronken nog een extra kop koffie en besloten toen toch maar uit te varen, want er was de hele dag kans op buien voorspeld. We hadden geluk, want de verwachte buien kwamen niet.
Er was aanvankelijk nauwelijks wind, maar dat werd al snel meer en gelukkig ook uit de goede hoek: Zuid-West.
De sluis in bij Stavoren is altijd wel aanleiding voor een beetje spanning. Zo ook bij ons, tot Barry opmerkte dat één lijn om de kont in de wind te houden voldoende was. Een best aantal schippers probeerde eerst voor vast te maken. Met de wind van achteren werkt dat niet en als er dan veel andere schepen in de buurt zijn, wordt het lastig manoeuvreren. Eén keer moest ik daarom zelf voorpikken in de rij: het schip achter mij maakte deze fout en dreigde me te raken. Eenmaal in de sluis werd iedereen door stewards rustig de sluis in gewerkt.
De rest van de dag konden we voor de wind over de Fluessen razen, alweer met 6 knopen. Het punt waar Mirjam ons om 16:00 uur op zou pikken schoof steeds op: eerst Galamadammen, toen Elahuizen en tenslotte Heeg, waar we vlak voor vieren afmeerden. Net voor de haven nog een akkefietje: we haalden het zeil binnenboord en zagen een lijn over het hoofd, die prompt in de schroef draaide. Ik zwom erheen en kon de lijn gelukkig snel los maken. We merkten wel dat we met onze motor niet door de wind konden komen met windkracht 6 en golven tegen.
Woensdagavond heb ik de boot naar Terherne gevaren in 2 uur en een kwartier. Vrijdag duurde het 3 drie uur om naar huis te varen. Dat laatste viel me bepaald niet tegen.
Al met al een zeer geslaagd zomeroffensief: We hebben de zomer aan de haren terug naar Nederland gehaald en er optimaal van genoten. Zelfs zonder de voor mij beeldbepalende elementen van ZeeFier die het Groene Strand opschuift en de barbecue en wild drinkgelach daarna, was dit een nautisch hoogtepunt en een mooie ervaring.