een Verhoef sloep met een jonktuig

Author: admin (Page 2 of 4)

Zomeroffensief 2016

Op 11 augustus kwam ik in opstand tegen het waardeloze weer met dit bericht op LinkedIn: “Een zomer in Nederland vergt wat geduld, een paraplu en een goed boek. Deze zomer vraagt echter om rauwe ontkenning. Er moet een daad gesteld worden.

Daarom zal ik vrijdag 26 augustus met mijn sloep het Groene strand opvaren bij West-Terschellling, de barbecue aansteken en iedereen bij de Walrus onder tafel gaan drinken”.

18 mannen had ik uitgenodigd, vier monsterden uiteindelijk aan: Barry, Martijn, Robert en Maarten.

De dag voor vertrek voer ik ZeeFier van Leeuwarden naar Harlingen. Het was heel erg warm, dus dat beloofde alvast wat. Hond Cookie was mee. Verkoeling met emmers water over zijn vacht bevielen hem niet, dus zocht hij uiteindelijk de schaduw op. Een zwempartij bij een botenhelling halverwege bracht uitkomst, voor ons allebei. In Harlingen het inmiddels bekende, maar niet minder bijzondere, moment van zoet naar zout bij uitvaren van de Tjerk Hiddessluizen.

Van zoet naar zout

Van zoet naar zout

Barry was aangekomen en stond op de brug te wachten. Aan boord mocht hij meteen onder de mast door limbo-en. “Niet moeilijk voor een Limbo”, zei ik. Mirjam en de kinderen kwamen Cookie weer halen en brachten nog wat dingen die ik vergeten was.

Harlingen bleek op zijn kop te staan voor de visserijdagen, dus qua verkeer was het een ramp.

Vertrek uit de Noorderhaven, Harlingen

Vertrek uit de Noorderhaven, Harlingen

Barry en ik richtten de mast op, klaarden nog wat klusjes en besloten de tent niet op te zetten.

De volgende ochtend bleek dat ik de getijdetabellen precies verkeerd had gelezen. Om 11:00 uur wilde ik uitvaren, maar dan begon juist de vloed, dus de stroom naar Harlingen. We besloten toch maar uit te varen en te zien hoe het opschoot met stroom en wind.

De wind waaide uit het Westen, dus de vaargeul naar Terschelling was niet bezeild. We voeren op de motor tegen de stroom in en dat schoot voor geen meter op, dus ankerden we vlak voor de strekdam bij Harlingen voor de lunch. Daar kozen we voor een langere, maar wel bezeilde route naar Terschelling: via het Noorden naar water dat bij aankomst wel diep genoeg zou zijn.

Toen begon het spel met plaats, tijd en waterdiepte. Het is een hele leuke puzzel om uit zoeken, waar je bent, wanneer je op een bepaalde plaats zult zijn en hoe diep het water dan is op die die plaats. Het leuke was dit iedereen aan boord mee ging puzzelen, met gps, met dwarspeilingen en de waterkaart.

Zo voeren we redelijke snel naar Oost-Terschelling. Het groene strand en de Walvis (niet de Walrus, ‘my bad’) lonkten. De wind waaide echter nog steeds uit het Westen. Barry en ik vonden dat we in een laveerduel waren verwikkeld met een witte platbodem. De rest was diep verwikkeld in filosofische discussies. De wind nam af, waardoor we het laveren moesten staken.

De laatste zandbank voor Terschelling konden we net niet meer passeren, waardoor we door dieper water om moesten varen. Dat werd ruim goed gemaakt door het uitzicht:

Uitzicht op vrijdag

Uitzicht op vrijdag

Toen we de zeilen lieten zakken, trokken we de biertjes toch ook maar open. Door het omvaren via de vaargeul liepen we pas laat de haven binnen, maar wel op spectaculaire wijze: met brandende barbecue op het voordek.

Na het eten begaven we ons naar de Walvis, waar iedereen zichzelf al onder tafel had gedronken. Het was ook al twaalf uur. Maar niet getreurd, een goed biertje is nooit ver weg op de eilanden. We rondden het offensief af op een terras met 100 verschillende bieren op fles. Er volgde geen drankgelach, maar een beheerst rondje en een korte wandeling door West-Terschelling terug naar de ZeeFier.

Martijn vertrok vroeg in de ochtend met de veerboot naar Harlingen. Met vers brood en water voeren we om 10:15 de haven uit. Groot voordeel van een haven: er is walstroom om de accu’s weer op te laden, dus we konden weer even vooruit.

De wind waaide uit het Oosten, dus Harlingen was bezeild. We waren al een stuk de vaargeul ingevaren toen we bedachten dat we met dit getij en deze wind ook wel buiten de eilanden om naar den Helder konden varen. Gunstig voor de randstedelingen om daar van boord te gaan. Het leek mij ook wel wat, maar voor de zekerheid checkten nog even het weer: code oranje met storm en windstoten tot 80 mijl per uur. Geen goed idee, dus. We zeilden dus toch naar Harlingen.

Het gepuzzel met waterdiepte begon weer. We wilden ten Noorden van de Griend langsvaren, maar liepen daar vast. Gelukkig kun je de ZeeFier makkelijk los krijgen door er even naast te gaan lopen. Zo kreeg ik toch nog de kans even het ophaalbare roer te testen.

We keerden terug naar de vaargeul die ook bezeild was tot we weer vlakbij de bekende strekdam naar Harlingen waren, die niet bezeild was. Nu hadden we de keuze om ofwel tegen de wind in te varen op de motor of zeilend een slag ten zuiden van de vaargeul te maken. Ik vond het geklots op de golven niks en het stampen van de mast in de boot al helemaal niet. Omdat mijn kapiteinschap een behoorlijk democratisch gehalte heeft, duurde het even, maar we gingen uiteindelijk toch zeilend verder.

Boven Harlingen was een propellervliegtuig intussen loopings en andere fraaie stunts aan het uithalen. Vooral leuk dat je de motor kunt horen gieren in een duik. Heel anders dan bij een straaljager. Onze slag bracht ons vlakbij de havenmond, waar we de zeilen streken en afscheid namen van Robert en Maarten.

De kade was daar zo hoog dat ik, zittend op een paal, de lijnen in het blok op de voormast kon ontwarren. Meteen daarna voeren we weer uit, want de wind was te mooi om te laten lopen: krachtig uit het Oosten. Perfect voor een retourtje Leeuwarden via Stavoren en de Friese meren.

Barry en ik zeilden dus met halve wind verder naar de Lorentzsluizen bij Kornwerderzand met als doel Hindeloopen of Stavoren. Het schutten in de sluis ging soepel. We voeren zo ver mogelijk naar voren om de sluiswachter te verleiden de sluis te openen zodat hij ons schip wat beter kon zien. Dat lijkt – en is- heel ijdel, maar ZeeFier is dan ook een opvallende verschijning tussen al die Tupperware, zelfs met gestreken zeilen.

De stormwaarschuwingen waren inmiddels afgezwakt op de marifoon en we zagen de stormwolken ook langzaam desintegreren, dus er was geen reden voor ongerustheid. Al snel voorbij Makkum waren we het enige schip op het water. We voeren met een noodgang: 6 knopen, zo’n 11 kilometer per uur, terwijl de rompsnelheid rond de 12 kilometer per uur ligt.

 

Op weg naar Hindeloopen

Op weg naar Hindeloopen

Vlak voor zonsondergang voeren we Hindeloopen binnen en vonden een plekje in een hoek van de oude haven. Snel zetten we de tent op en sloten de walstroom aan, omdat we Hindeloopen nog even wilden zien. Het stelde bepaald niet teleur: net zo goed geconserveerd als Marken, maar iets kleiner en gezelliger.

We namen de tijd voor een uitgebreid driegangen maal. Barry zag het achter mij steeds weerlichten, dus er was onweer op komst. Dat kwam uiteindelijk pas de volgende ochtend, toen we terugkwamen uit de prima de luxe, maar steriele, nieuwe jachthaven met broodjes. Er was even een stortbui, dus we dronken nog een extra kop koffie en besloten toen toch maar uit te varen, want er was de hele dag kans op buien voorspeld. We hadden geluk, want de verwachte buien kwamen niet.

Er was aanvankelijk nauwelijks wind, maar dat werd al snel meer en gelukkig ook uit de goede hoek: Zuid-West.

De sluis in bij Stavoren is altijd wel aanleiding voor een beetje spanning. Zo ook bij ons, tot Barry opmerkte dat één lijn om de kont in de wind te houden voldoende was. Een best aantal schippers probeerde eerst voor vast te maken. Met de wind van achteren werkt dat niet en als er dan veel andere schepen in de buurt zijn, wordt het lastig manoeuvreren. Eén keer moest ik daarom zelf voorpikken in de rij: het schip achter mij maakte deze fout en dreigde me te raken. Eenmaal in de sluis werd iedereen door stewards rustig de sluis in gewerkt.

Een vakkundig volgepakte sluis in Stavoren

Een vakkundig volgepakte sluis in Stavoren

De rest van de dag konden we voor de wind over de Fluessen razen, alweer met 6 knopen. Het punt waar Mirjam ons om 16:00 uur op zou pikken schoof steeds op: eerst Galamadammen, toen Elahuizen en tenslotte Heeg, waar we vlak voor vieren afmeerden. Net voor de haven nog een akkefietje: we haalden het zeil binnenboord en zagen een lijn over het hoofd, die prompt in de schroef draaide. Ik zwom erheen en kon de lijn gelukkig snel los maken. We merkten wel dat we met onze motor niet door de wind konden komen met windkracht 6 en golven tegen.

Woensdagavond heb ik de boot naar Terherne gevaren in 2 uur en een kwartier. Vrijdag duurde het 3 drie uur om naar huis te varen. Dat laatste viel me bepaald niet tegen.

Al met al een zeer geslaagd zomeroffensief: We hebben de zomer aan de haren terug naar Nederland gehaald en er optimaal van genoten. Zelfs zonder de voor mij beeldbepalende elementen van ZeeFier die het Groene Strand opschuift en de barbecue en wild drinkgelach daarna, was dit een nautisch hoogtepunt en een mooie ervaring.

Sloepentocht door Leeuwarden

Nu de mast en zeilen er nog af waren, de boordlichten werkten en het weer was opgeknapt werd het tijd voor een kennismaking van de binnenstad van Leeuwarden met ZeeFier. Cookie hield mij gezelschap op dit tochtje.

Eén keer eerder was ik de Emmakade afgevaren en daar met geschraap en geduld onder de Nieuwe Kanaal brug doorgekomen. Deze keer stond er flink wat regenwater in de boot, dat ik er expres niet uit had gepompt.

Ondergaande zon bij een werf aan de Wide Greons

Ondergaande zon bij een werf aan de Wide Greons

Bij de bewuste brug aangekomen zag ik al snel dat het niet ging, maar er zaten wel drie mannen te vissen aan de wal. Ze waren zo vriendelijk om me onder de brug door te helpen. Een van de mannen was zelfs ondanks zijn angst voor honden aan boord gekomen. Cookie was -met lokvoer -keurig bij mij gebleven, dus er was niets aan de hand.

Bij de Oosterstadsgracht had ik de keuze: ofwel rechtdoor of linksaf door de tunnel onder de Voorstreek door. Ik was in een optimistische stemming en sloeg linksaf. Al meteen kwam ik een voetbrug tegen die te laag was. Ik vroeg een voorbijganger aan boord, die me ook alweer hielp om hier onderdoor te komen. Wat een hulpvaardige mensen, hier in Leeuwarden!

Nu dan de tunnel, Er hingen allemaal hangplanten voor, dus ik kon niet goed zien hoe hoog de boog precies was. Heel voorzichtig naar voren dan maar. Vier mensen aan de wal liepen met me mee en gaven tegelijk commentaar op mijn kansen.

Eenmaal voorbij de planten, bleek dat ik het precies kon halen, mits ik de lichtbak bovenin de tunnel precies tussen de boeg en de bolder kon houden. Dat lukte door heel langzaam te varen, maar toen kwam de bocht. Eerst leek ik klem komen te  zitten in de bocht en toen – stress!- hoorde ik stemmen uit de tunnel komen waar ik in wilde varen. Ik toeterde om aan te geven dat de tunnel bezet was, haalde eens diep adem en concentreerde me op de bocht. Zonder vaart en met maar één klein stootje tegen de wand wist ik op de stroming de bocht naar rechts te maken. Oef! Dat was wel de kraptste bocht ooit. Zelfs in Amsterdam had ik ze nog niet zo krap gedraaid.

Eenmaal uit de tunnel bleek welke stemmen ik had gehoord: het waren de vier voorbijgangers die hadden gewacht om te zien hoe het afliep. Zoveel belangstelling kon ik niet onbeloond laten, dus vroeg ik ze aan boord. En passant had ik nu ook nuttig ballast voor de volgende lage brug aan boord. Aan boord kwamen Peter en Inge, een stel uit Leeuwarden met Stanley en Ian, Stanley’s zoon.

Gasten aan boord

Gasten aan boord

De avond zat vol verrassingen voor iedereen aan boord: bij de Prinsentuin, op zich al magisch in het donker, zette Slayer stevig in. Het contrast kon niet groter zijn: Snoeiharde metal vanaf het Oldehoofster Kerkhof met keurige varende caravans onder de bomen langs de Prinsentuin. Ian en Cookie waren als snel maatjes.

Op de Zuiderstadsgracht belde Mirjam waar ik bleef. Ik zei dat ik over een half uurtje wel thuis zou zijn en dat mijn telefoon bijna leeg was. Dat half uur was wel erg optimistisch, omdat ik inmiddels al had besloten  het gezelschap thuis af te zetten. We voeren de stad weer uit door nog een tunnel en onder nog meer lage bruggen.

ZeeFier in een tunnel

ZeeFier in een tunnel

We voeren terug naar de Wide Greons en van daar de Potmarge op. Die bleek zo donker dat Peter en Ian moesten bijlichten op de boeg.

ZeeFier op de Potmarge

Peter en Ian gidsen de ZeeFier op de Potmarge

We hadden net zo goed op een zijrivier van de Congo kunnen varen zo wild was de begroeiing en kronkelig en onvoorspelbaar het water. Bij snackbar de Potmarge legden we aan om wat bier te kopen. Stanley wilde rechtdoor de steiger aflopen, maar de steiger had andere plannen. Ik kon hem nog net opvangen.

Met een koud biertje in de hand voeren we verder. Bij een smalte in Huizum dorp kwamen we op centimeters niet klem te zitten tussen de kades, maar Cookie vond het welletjes en sprong aan de kant om te plassen. Op zich niet erg, maar dat was iemands achtertuin en het was inmiddels half een ‘s nachts. Gelukkig waren de bewoners erg vriendelijk. Op hun advies toch maar omgekeerd, al dachten  we dat het wel zou kunnen. Geen idee overigens hoe de gemeente de beoogde sloepenroute hier langs vorm wil geven.

We keerden terug en deden verschillende pogingen aan te leggen zodat de gasten van boord konden, maar dat lukte steeds niet vanwege ondieptes langs de wal. Uiteindelijk tegenover de snackbar de Potmarge aangemeerd. Om terug te komen had ik een zaklamp nodig, dus Cookie en ik liepen mee terug naar het huis van Peter en Inge.

Met een geleende zaklamp voeren Cookie en ik terug naar huis en kwamen uiteindelijk pas tegen 01:45 thuis. Mirjam was not amused over de onverwacht late terugkomst, dus de avond eindigde met een uitbrander.

Maar bovenal was het een zeer geslaagde spontane actie en een stoere tocht voor ZeeFier.

Blokhuisbrug by night

Blokhuisbrug by night

10-stedentocht

Op maandag 18 juli, daags na een intensief bushcraft weekend, ging ik met vrouw Mirjam, dochter Nikki en zoon Ben, varend 10 Friese steden bezoeken. Van de 11 viel Dokkum meteen al af, want ligt zwaar uit de route en bovendien: de Dokkumer Ee is overrated (Voor Dokkum zelf geldt dat trouwens niet).

Om het ons gemakkelijk te maken, had ik masten en zeilen thuis gelaten.

Meteen nadat we het van Harinxmakanaal op waren gedraaid,  zag Mirjam een vriendin met haar hond lopen, die toegaf wel een tikkeltje jaloers te zijn. Daar was reden voor: we aten broodjes knakworst, zaten lekker in het zonnetje en begonnen ontspannen aan een prachtig avontuur. Meteen daarna greep Poseidon in door de grote visparaplu te grijpen en overboord te blazen. Ik keerde nog om, maar het was te laat. Er was geen animo om overboord te springen.

Twee uur later lag dat heel anders: de temperatuur was gestegen tot 25 graden en een idyllische zwemplek vonden we bij Dronrijp net voorbij de kippenslachterij – die een uur in de wind stonk. Er was geen verkeer richting Harlingen. We konden een half uur ongestoord zwemmen.

In de haven van Harlingen hadden we precies 50% capaciteit van de accu’s verbruikt. De motor schakelde terug naar een spaartempo. Dat was even wennen: de vorige accumonitor had mij veel langer laten doorvaren, maar dat was de 12 volts versie, deze nieuwe een 48 volts. Een accu monitor voert ingewikkelde berekeningen uit en een kleine afwijking in de beginwaarden leidt tot grote verschillen in uitkomst, vermoed ik.

We overnachtten in Harlingen in b&b ‘De ruimte’: heel groot, met een eigen tuin. Vandaar liepen we Harlingen in, aten bij visrestaurant de Tjotter en scoorden wat Pokemon. We zagen zelfs een afgeladen Golfje, ook op jacht.

Vertrek uit Harlingen

Vertrek uit Harlingen

 

Na een riant ontbijt vertrokken we op ons gemak naar Workum. De oude stadswallen van Harlingen zijn prachtig vanaf het water. Via kruip-door-sluip-door vaartjes zonder enige bebording vonden we onze weg naar Bolsward. Met onze voeten in teiltjes en emmers water en af en toe een zwempartij en veel smeren van zonnebrand was het varen heel aangenaam. Ijsjes en koud water konden we langs het water kopen in Kimswerd. Er zat een deurbel aan de kade om verkoeling te bestellen!

Via Grauwe Kat en Hemen kwamen we in Bolsward. De dames gingen de stad in, Ben en ik zwommen wat en luierden in de schaduw van een boom met de radio en een stapel Donald Ducks. De dames kwamen terug met petten, shirts voor Ben (hij was zijn halve garderobe vergeten) en Drabbelkoeken. Nu ben ik niet kieskeurig, zeker niet bij gebak, maar deze koeken waren echt niet te hachelen. De dames waren niet erg onder de indruk van Bolsward, dus door naar Workum, waar ik een overnachting had geregeld in b&b La Dolce Frisia.

De brug van Tjerkwerd was net even niet bediend toen wij kwamen, maar door allemaal in de punt te gaan staan konden, er onder door te varen en allemaal achterin, konden we er precies onderdoor. Spannend voor ons en voor de de paar Tjerkwerders op de brug, die ons in het Fries beloonden voor onze moed. Leuk weer!

De vaart langs Parrega naar Workum was wat saai, maar keurig op tijd voor het eten, zette ik iedereen af op de weg naar de b&b, die een aardig eindje verder lopen was dan de beloofde 500 meter. Zelf legde ik de boot in de jachthaven aan het sap. Alweer bijna de helft van de accucapaciteit verbruikt, maar probleemloos gevaren.

Bed and breakfast La Dolce Frisia is een oude boerderij met tuin waar we genoten van een goed verzorgde barbecue samen met een Brabants stel dat op de motor aan het toeren was. Een super zonsondergang maakte de dag compleet.

De volgende dag even Workum in om wat boodschappen te doen en de overnachting van de volgende nacht te regelen. Dat was lastig: we vonden uiteindelijk een appartement in Stavoren. Met nog steeds volle zon en temperaturen van 25+ voeren we naar het IJsselmeer. Door de groene kleur van het water, de zandstranden en de volle zon leek het wel de Middellandse Zee.

Zwemmen in het IJsselmeer

Zwemmen in het IJsselmeer

We ankerden en zwommen, maar het waaide nu wel stevig. Omdat er al een aantal keren een motorstoring was bij veel golfslag, wilde ik zo snel mogelijk Hindeloopen in. Dat lukte zonder problemen. We voeren de sluis door, die met de hand bediend werd door plaatselijke jeugd. Hindeloopen is echt prachtig, ook al legden we niet aan.

Via een hele vage route en lage bruggen vonden we de smalle vaart die achter de Ijsselmeerdijk langs loopt naar Stavoren. Mooi varen, maar wel wat saai, omdat we niet over de rietkraag heen konden kijken. Bij een tussenstop konden we even de dijk op:

Op het industrieterrein van Stavoren was een brug die we maar net konden passeren (H11.5). Het was een ontzettend lullig ding waar alleen een boer met zijn tractor overheen moet. Als dat niet was gelukt, hadden we helemaal terug gemoeten, maar onze truc werkte opnieuw.  In Stavoren werden we vriendelijk ontvangen bij het Hanzehuis. We mochten daar aanleggen en de accu’s laden. Het appartement was prima, maar wel erg warm na zoveel zonnige dagen.

Van Stavoren voeren we – nu over ruim water- via de Langweerder Wielen naar Elahuizen voor een overnachting in de Nieuwe melkfabriek. De gastvrijheid van Mary en Willem-Jan was onovertroffen: aanmeren aan het terras, complimenten voor de sloep en een lift naar een huurfiets in Balk. Willem-Jan bleek ook nog beeld te houwen, wat een feest! Op tip van Mary fietsten we eerst naar Badmeester Keimpe, een leuk terras aan het Slotermeer. De kaart sprak de kinderen niet erg aan. Nikki dramde over Chinees eten (professionele interesse), maar we aten uiteindelijk een prima pizza in Balk bij L’Arcobaleno, alweer buiten.

Badmeester Keimpe aan het Slootermeer

Badmeester Keimpe aan het Slootermeer

Het aantal overnachtingsmogelijkheden voor bonnefooiers was hier in de Sudwesthoek erg beperkt, dus we kozen die eerste die we konden krijgen: de Klokkenstoel in Goïngarijp. Sloten lieten we maar even voor wat het was, dus daar ging wéér een stad van de tocht af, maar ons idee was: ‘dan houden we nog wat over voor de volgende keer’.

De klokkenstoel was eigenlijk wel de beste plek om te overnachten: een immense kap met daaronder smalle gangetjes naar heel veel kamers. Naar onze kamer waren er wel drie verschillende routes! Het rieten dak hield de kamers keurig koel. Speciaal voor de b&b gasten was er een aparte verdieping met grote tafels, een speelzolder en het mooiste terras van Friesland.

Zonsondergang bij de Klokkestoel

Zonsondergang bij de Klokkenstoel

En: het eten was ook top. Dat was maar goed, want in Goïngarijp is verder geen eetgelegenheid.

Door de hitte hadden we niet veel trek in een overnachting in Sneek, waardoor zowel Sneek als Ijlst ook van het 10-stedenlijstje af vielen. Oh well, op naar Grou, via Akkrum. Vlak voor het centrum van Akkrum moesten we onder laagste brug door (1 meter). Dat lukte precies. Na een lunch, voeren we door naar Grou. Met enig passen en meten vonden we een plekje in de jachthaven. De accu was leeg, dus we lieten ons ophalen door opa en sliepen lekker thuis.

Het laatste stukje voer ik de volgende dag met alleen dochter Nikki en haar vriendin Sacha. Ze profiteerden van een flinke glijbaan aan het strandje in Grou. Dat was leuk gedaan: Food trucks, strand en een dj. Had ik niet verwacht van Grou.

Een ijsje bij Trije Hus en gespetter van jongens met bommetjes in Wartena brachten ons thuis. Het waren maar 5 nachten, maar voelde veel langer.

Iedereen had het erg naar zijn zin gehad. Ben was enthousiast over overboord springen en ankeren. Nikki wilde graag sturen en Mirjam vond het erg mooi en ontspannen. En de zus-broertje-band had er ook niet onder geleden.

Zus en broertje aan boord

Zus en broertje aan boord

Seizoen 2016: Geen soepele start

De eerste zeiltocht dit jaar begon als gewoonlijk: aan de wal zeilen hijsen en dan op naar de wind op het meer. Dat pakte anders uit: de fok pakte toch wind, waardoor ik eerst bijna de boot van de buren raakte en vervolgens met veel zeil afvoer op de andere oever met riet en basaltblokken. De motor vol in zijn achteruit en snel de zeilen naar beneden redden de dag. Oef.

Eenmaal op de plas voor de tweede poging, kon ik het roer maar een graad op vijftien uit laten slaan. terug naar huis dus maar. Ik meende te weten dat er onderwater aan de onderste roerpen wel eens een probleem kon zijn ontstaan met een strip die ik daar had aangebracht. Dat bleek  niet het geval toen ik de boot een week later door  Gerben van der Weij uit het water had laten tillen. Juist bij de bovenste roerophanging was een zadel ontstaan waardoor het roer niet goed meer draaide.

Ingesleten zadel in roerophanging

Ingesleten zadel in roerophanging

Met dat probleem wendde ik mij tot Albert Idzinga. Natuurlijk wilde ik en passant nog wat andere dromen in vervulling laten gaan: Het roer op kunnen halen om schade bij het droogvallen te voorkomen en een stijvere voormast, waarmee ik de hoofdmast op zou kunnen takelen. Dat laatste leek me erg fijn, want het ‘omhooglopen’ van deze mast is zwaar werk.

Dus goed gemutst naar Franeker, waar Albert op de Varia Nova zijn werkplaats heeft. Vlak voordat ik Leeuwarden uit was, merkte ik dat ik steeds langzamer voer. Maar even aangelegd en te water gegaan om de schroef te inspecteren. Er zat niets in. Toch maar verder gevaren, hopend op een sleep. Met kruipsnelheid Deinum voorbij.

Er voer niemand, maar in de lucht waren prachtige figuren te zien die de straaljagers van de open luchtmachtdagen trokken. Zelfs een hart met een pijl erdoor! Dus al onthaastend en met een mooi zonnetje verder getufd. Het ging wel heel langzaam, dus besloot ik het voorzeil maar op te zetten. Een uurtje later ook de hoofdmast gezet en daarbij mijn arm verrekt. Ik dacht nog: ‘ik zal blij zijn als dit niet meer hoeft’. Toen kwam platbodem ‘Zwerver’ langs en kreeg ik een lift naar Franeker.

Al varend had ik wel een theorie gevormd over het gebrek aan motorvermogen: ik had de motor twee weken immers vol in zijn achteruit gezet. Daar kan een accupakket niet tegen. Dus dat was waarschijnlijk stuk.

Eenmaal bij Albert alweer een geduldoefening: het dek van de Varia Nova moest eerst ontruimd voordat ZeeFier naar binnen gehesen kon worden. Gelukkig verhoogden Alberts stiefdochter en zoon Ben de sfeer met jeugdig enthousiasme.

Een weekje later kon ik ZeeFier al weer ophalen. Albert had het weer netjes opgelost allemaal. Het roer kan nu omhoog met een talie en is zelfs nog demontabel. De nieuwe mast thuis gestest bij het zetten van de hoofdmast: dat hielp aanzienlijk, al moet er nog wat meer vertraging in en moet je de mast het eerste eindje toch even optillen. Dat is gelukkig wel te doen.

Terug naar huis komen op eigen kracht was echt niet meer mogelijk, zelf na een nacht aan de lader kwam er niets meer uit de accu’s. Zonder wind was ik niet manouvreerbaar. Op een kanaal geen goed idee. Gelukkig kon Martijn me helpen. Met zijn Stingray en 90 pk motor ging dat best, al moest ik ZeeFier wel blijven sturen om te voorkomen dat mijn boot de zijne zou laten ontsporen.

Naar huis gesleept door Martijn

Naar huis gesleept door Martijn

Na een week radiostilte was Arka in ongenade gevallen, dus zocht ik lokale assistentie en vond die in Accu Service Centrum Leeuwarden. En passant kon ik weer een vreemde Friese naam aan mijn verzameling toevoegen: ‘Alle’ Mulder heet de man achter het Accu Service Centrum.

Met hulp van de Sipke (inderdaad, ook in de verzameling) voor nog een sleep, kon mijn boot onderhanden genomen worden. Het oude accu pakket moest eruit en een nieuw erin. Mid-klus zag dat er zo uit:ASC_mid_klus

En natuurlijk komt een ongeluk nooit alleen: de ‘battery monitor’ is ook stuk en er bleek een mastversteviging van staal te zijn die erg geroest was. Die laatste heb ik maar even in de Hammerite gezet nu ik er nog bij kon (de accu’s staan er tegenaan).

De nieuwe accu’s wegen per stuk 75 kg! Alle en ik tilden ze er samen in, maar Alle keek erbij alsof het pakjes boter waren. Alle heeft mij prima geholpen het pakket te installeren. Zelf ben ik nogal huiverig voor werken met zulke hoeveelheden stroom op een metalen boot.

Ook deze keer AGM accu’s, want gels zijn te duur en natte accu’s vragen veel onderhoud (elke maand water bijvullen). Ik heb niet voor dezelfde accu’s gekozen, want de Fullriver accu’s waren in 8 jaar tijd ongeveer in prijs verdubbeld.

Het gebrek aan een battery monitor dachten we op te lossen met een voltmeter: een led-balk die de lading van het pakket aangeeft. Dat is echter slechts een indicatie. Voor de vaartijd moet er gewoon gerekend worden: De nieuwe accu’s kunnen in 10 uur tijd 250A afgeven. Ze mogen ongeveer 50% ontladen worden, dus 125 A kan worden verbruikt. Bij topsnelheid (80% snelheid) verbruikt de Arka motor 45 ampère, dus zou ik er krap 3 uur mee kunnen varen. In werkelijkheid heb ik met dezelfde motor en met het oude pakket (met 50Ah minder capaciteit) hele dagen achtereen gevaren: tot wel 10 uur achter elkaar. Vreemd.

Inmiddels denk ik dat het toch wel verstandig is de battery monitor te laten maken of te vervangen, want het rekenwerk zit er nu wel erg ver naast.

Ik dacht nog even mooi weg te komen door de oude accu’s in een kleiner bootje  met een elektrische buitenboord motor te plaatsen (de ‘Bliksem Piebe’). Helaas: vier accu’s waren echt stuk en de andere vier waren niet meer te reanimeren.

Met de nieuwe accu’s denk ik weer acht jaar vooruit te kunnen. Het was een flinke uitgave (ruim 2000 euro, inclusief installatie), maar verdeeld over 8 jaar is het niet slecht: nauwelijks brandstofkosten (een paar tientjes in al die jaren) en geen winterbeurten. Als je meetelt dat ik niet vervuil (ik wek zelf de laadstroom grotendeels op) en de accu’s keurig worden gerecycled, kom je in de plus met deze manier van varen.

Het allergrootste voordeel vind ik echter de stilte tijdens het varen. Je kunt de vogels horen, een gesprek voeren of naar muziek luisteren, dat is toch eigenlijk best wel een luxe.

Het nieuwe accu-pakket

Het nieuwe accu-pakket: 4 maal CPC 250-12 AGM

 

Het was dus niet zo’n beste start van het seizoen, maar mijn plan om dit jaar de Friese elfsteden te varen kan doorgang vinden. Wél moet dan nog vloer van het voordek vervangen, want die was ook niet meer al te best. Nu maar echt doorgepakt, dus geen betonplex met populier uit China dat twee jaar megaat, maar betonplex met berk, watervast verlijmd en de randen met randsealer dichtgemaakt. Met hulp van zoon Ben lukte het de grote plaat op zijn plek te krijgen.

 

Nieuwe vloer op het voordek

Nieuwe vloer op het voordek

 

Seizoen 2015: Sagitta, veel tranen en klinkwerk

Raar is dat: het grootste wapenfeit van ZeeFier bleef een jaar lang onvermeld. Het zoute nat varen en halverwege het klassement finishen was zeker niet de reden voor de radiostilte. Ik had in mijn hoofd dit seizoen een mijlpaal te bereiken. De boot moest nu maar eens ‘af’ zijn. Dom natuurlijk, want een boot is nooit af, maar ik loop vooruit op de toestand in juni. Eerst de Sagitta:

DSC00481

Marco tijdens de race. Veel tranen in de boot

Een heel speciaal gevoel kreeg ik toen ik vanuit de sluis bij Harlingen het zoute water opvoer, langs de veerboot: Het avontuur tegemoet.  De tocht naar Terschelling met Heico en Marco verliep zonder incidenten. Het was een vreemd gezicht zoveel noest roeiende sloepen en de extreme drukte. In de haven fijn geborreld met Albert en zijn zoon. De nieuwe vloer van traanplaat lag er oogbolstrelend bij. Het effect werd wel in balans gebracht door mijn tent, die op een oude olifant leek.

Aankomst op Terschelling

Aankomst op Terschelling

Op zaterdag had de race een grappig begin: Heico kwam en zag dat het windkracht 5 was. Hij vroeg of de wedstrijd werd afgelast. Het antwoord: Nee! Dus aan de slag: zo laat mogelijk over de start zodat we maximaal van de stroom konden profiteren op de terugweg. Voor de wind natuurlijk geen probleem, al hadden we meteen al gereefd. Dat hadden we niet moeten doen, want dat kun je met het jonktuig nu net -on the fly- doen. Oh well, het was al spannend genoeg: eerste echte Wadvaart, wedstrijd, visnetten, ondieptes en het gure weer.

Halverwege de race werd het weer steeds slechter. Oriëntatie werd moeilijk door de mist. Gelukkig had Heico een app waarmee we positie konden bepalen. Onderstaande foto geeft een goed beeld van de zeilcondities:

Zeilcondities op de terugweg van de boei naar de haven van Terschelling (foto: Roelof Varkevisser)

Zeilcondities op de terugweg van de boei naar de haven van Terschelling (foto: Roelof Varkevisser)

We zeilden wel steeds betere slagen tegen de wind in. We hebben de slagen later mooi teruggezien op de gps.

Wedstijdverslag en meer foto’s zijn te vinden op de site van het wakend oog.

Na de race moesten we meteen terug voor de verjaardag van mijn zoon. We aten nog snel even een soeopje om op te warmen en hadden meteen aanspraak vanaf de kade: een vrouw wist dat we hadden meegedaan en had van ZeeFier gehoord. Voordat we een lokale beroemdheid konden worden, zijn we hem gesmeerd.

De terugreis naar Harlingen was heftig, windkracht 6-7. Heico, ervaren zeezeiler, trok wat wit om de neus. Ik was vooral trots op mijn boot, maar had geen illusies over een binnenslaande golf. Ze kwamen langs in een formaat waar zelfs de aanpak: ‘geen betere pomp dan een wanhopige man met een emmer’ niet bestand tegen was.

Zeelandschap tussen Terschelling en Harlingen op 16 mei 's middags

Zeelandschap tussen Terschelling en Harlingen op 16 mei ‘s middags

En toen deed de motor het niet….

Voor de wind kwamen we op Harlingen aan met alleen de fok, maar dat ging nog plenty hard. Ankers lagen aangeslagen klaar, dat wel. Een lift gevraagd en gekregen en een open brug als welkom. Opgelucht liepen we binnen.

Eenmaal een half uurtje in de haven en jawel, de motor deed het weer… Arghh!

Marco vergezelde me het eerste stukje naar huis. Ik wilde de brug bij Franker nog halen en dat lukte omdat ik de voormast en zeil kon zetten voor de westenwind. Om tien uur ‘s avonds was ik thuis. Dat voelde als een wereldreis: ‘s ochtend op Terschelling wakker worden en de dag eindigen in je eigen bed met je boot voor de deur.

Dus de Sagitta en de vele tranen zijn opgehelderd, nu het klinkwerk nog. Ik wilde heel graag op mijn verjaardag de bakboord kast geklonken hebben. Dat is bijna gelukt: een week na dato kwam Louis het bij me vieren.

Geklonken kasten aan stuur- en aan bakboord

Geklonken kasten aan stuur- en aan bakboord

Prachtig, toch? Maar ik zit dan wel zo in elkaar dat ik niet lang kan genieten van mijn nieuwe kasten. De rest moet eerst ook nog af. Afijn: die denkwijze frustreert. Mijn ambitie om de boot af te krijgen moet ik steeds temperen, maar één van de voordelen van ouder worden is dat  steeds geduldiger word.

Het seizoen 2015 heeft niet veel andere hoogtepunten opgeleverd. Harlingen en Terschelling hebben wel een speciaal plekje in mijn zeilershart veroverd. Het strand opvaren voor de Walrus na een gezellige avond in de Noorderhaven, lijkt me wel wat!

Zoete NoorderRaid 2014

Ben en ik voeren donderdag vooruit met Cookie. Er was af en aan regen. Aldtjserk was een aangename verrassing. Cookie poepte op de kade in Dokkum. Op dat moment gaf de brugwachter het signaal ‘opvaren’. Met een gevuld zakje de boot weer op en toch als eerste door de brug.

Bij Dokkumer Nieuwe Zijlen hebben we Cookie toch maar even echt een stukje uitgelaten in de jachthaven. Toen we weer wilden vertrekken griste Cookie zijn tot dan toe onaangeroerde bot van de boot en rende de vrijheid tegemoet. Het kostte ons de grootste moeite hem weer aan boord te praten. We hadden ook weinig steekhoudende argumenten als je al een bot in je bek hebt.

De hoofdmast liet zich niet echt zetten, dus zetten we alleen de voormast en gebruikten het laatste restje wind. Ik zat me steeds af te vragen wanneer de accu’s leeg zouden zijn (we hadden er al ruim acht uur varen opzitten), maar om half acht arriveerden we in Hunzegat met nog 65% capaciteit op de teller.

Vrijdagochtend bood het vertrouwde beeld: handen schudden, bootjes in het water, ZeeFier vol gooien. Behalve de Groningse naam voor gemberkoek (snotkouk) was er weinig schokkends aan het palaver. Wel is er nu een duidelijke streep tussen de zoute en de zoete NoorderRaid getrokken. Louis benadrukte dat er geen ondersteuning geboden zou worden aan buitenvaarders.

Vrijdagochtend in Hunzegat

Vrijdagochtend in Hunzegat

Cookie in een volgeladen boot

Cookie in een volgeladen boot

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eerst was er geen wind en toen werd het toch nog een drie. Wel kruisen. Vond Nikki wel leuk om te doen. Met ZeeFier is timing en behoud van snelheid erg belangrijk om goed te kruisen. Als het niet lukt, kun je wel een zetje met de elektro motor geven. De pubers vonden het veel te lang duren, dus voer ik ook stukken op de motor. Uiteindelijk lagen Ben, Nikki en Djenna over Cookie heen gedrapeerd te slapen in het zonnetje bovenop de lading.

Ben op het nieuwe kraaienest

Ben op het nieuwe kraaienest

Nikki en Djenna aan het roer

Nikki en Djenna aan het roer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op een steiger heerlijke selderij-soep en een yummie broodje garnaal gegeten. Lucas bleek helaas onderweg panne te hebben gekregen en wilde naar huis, zijn boot herstellen. Eilert redde Toon, wiens nagelbankje afbrak. ZeeFier heeft een missie en voer dus rechtstreeks naar het eiland. De meeste andere boten voeren noordwestwaarts om het eiland heen. Dat was best een ruig stukje zeilen begreep ik later.

Met hulp van Ubbo, Louis en later vele handen was de kooktent snel opgezet. Jan en Ben bekommerden zich om de latrine. Nikki en Djenna namen de inrichting van de kooktent voor hun rekening. Die eerste avond vliegt altijd om: bijpraten, dektentje opzetten, zwemmen. Voor je het weet is het eten gearriveerd. Lukas kwam ook mee, tot inkeer gebracht door zijn vrouw en Louis. We aten prima pasta van de Rode Haan met nog betere salade.

Ben kon niet wachten tot het vuur ontstoken zou worden. Toen het zover was, bleken er vele vuur-experts aanwezig te zijn. Kees kon zich niet bedwingen en bouwde eigenhandig het vuur. De kinderen stonden er bij en keken er naar. Ondanks de vele stuurlui dreigde het vuur toch nog uit te gaan, maar Ubbo’s super aansteker bracht uitkomst.

Zaterdagochtend vertrokken we, sans kinderen, naar Dokkumer Nieuwe Zijlen. De Mousa en de Wuptem (van Janko & Gerben-Jan en Hans & Margreet) waren naar het Wad gegaan. Er stond een straf briesje (4-5). Met het jonktuig van de ZeeFier ga ik daar eerst gewoon in. Reven kan altijd. In de kleinere boten werd flink gereefd. De Saeftinghe voer echter met een beste lap achter Ubbo en mij aan.

 

Saeftinghe op dreef (foto Eilert Voss)

Saeftinghe op dreef (foto Eilert Voss)

 

Halverweg de plas, Louis was ons net gepasseerd in zijn gecharterde fjorden-motorboot FIDES, een Snekling 25, ontdekten we een bonkig schip met een open boeg: een tweemast Bolger die op 1 jonkzeil naar Zoutkamp voer. Louis en ik genoten volop. Een collega-jonk kom je niet vaak tegen, dus de bemanningen schoten uitgebreid plaatjes van elkaar. Louis heeft ze nog uitgenodigd, maar ze moesten naar huis, naar Duitsland.

Junk Encounter (foto L. Gussenhoven)

Junk Encounter (foto L. Gussenhoven)

 

In de slenk naar Dokkumer Nieuwe Zijlen weigerde ZeeFiers motor opeens dienst. De nieuwe riemen had ik op het eiland gelaten, dus er zat niets anders op dan Eilert om hulp te vragen. Hij hoorde mij echter niet (of er waren te veel vogels in de buurt), dus toch maar vast het anker tevoorschijn gehaald. We hadden wel een poging willen doen te kruisen, maar het werd wel erg smal. Opeens deed de motor het wel weer en konden we op ons gemak naar de lunch varen. Daar at ik de lekkerste tostie ooit. Ze moet een medaille krijgen, die vrouw.

De lunchplek was trouwens ook een mooie plek met echte boxen en een echt bos, waar op dat moment een kinderfeest-volgens-het-boekje aan de gang was. Echte wigwams van stokken en tafelkleden en een speurtocht. Leuk tafereel in dit tijdgewricht. Hele volksstammen laten hun reis en bestemming tegenwoordig immers afhangen van Buienradar of ze komen helemaal het huis niet meer uit omdat het buiten zo lastig twittert.

Door een stuurfout van mij kwamen we vast te zitten. Ubbo kreeg er met de boom geen beweging in, dus moest de Svane ons bevrijden. Dat lukte, maar de schroef van de Svane kwam angstwekkend dichtbij mijn roerblad. Tijdens deze episode belde Nikki dat de politie langs was geweest op het eiland: we mochten niet kamperen en moesten onze tenten verwijderen. Staatsbosbeheer was ook langs geweest en die vond het wel in orde. Nikki klonk niet al te zeer onder de indruk van deze confrontatie met het gezag, dus stelde ik dit even uit tot ZeeFier weer los was.

Op de terugweg hadden we ruime wind. Het laatste stuk naar het eiland liepen zelfs de kleine boten niet uit ten opzichte van ons. Het snelheidsrecord van ZeeFier die dag lag op 6 knopen, gemeten met GPS. Ubbo en ik waren tevreden en verheugden ons op een borrel.

Gek genoeg stond Cookie vooraan om op de boot te springen toen we aankwamen. De agent was wel vriendelijk geweest, zei Nikki, maar hij zou mij later nog bellen. Terwijl ik de tent opzette kreeg ik hem inderdaad aan de lijn. Onze aanwezigheid werd gedoogd tot de volgende ochtend.

De meiden hadden de opdracht om stoofperen te maken. Dat was ze glansrijk gelukt en de peren combineerden zeer goed met het stoofvlees die avond. De mensen van de muziek (Tadderak) waren op eigen gelegenheid gekomen aan boord van de Jeanneau van de percussionist, Roeland.

De muziek vond ik de beste van alle raids tot nu toe. Het samenspel van klarinet en viool is prachtig bij Klezmer. We zaten trouwens gebiologeerd te kijken naar de klankkast waar de percussionist op zat. Het bleek een Cajon te zijn: een kastje van 30x40x60 met een snare en twee side-kicks voor extra effecten. Mooi ding en Roeland bespeelde het virtuoos. Connie, die de klarinet speelde, leidde het gezelschap in een dansje. Alleen haar berendans vond geen navolging. Na het officiele deel, gingen de muzikanten meefeesten op geheel eigen wijze: met hun instrument. Mooi om te zien dat mensen zoveel lol uit muziek halen.

Toen ik de ochtendhoofdpijn al voelde opkomen, ben ik met een paar glazen water op naar bed gegaan. Ik was in redelijk goede doen, ‘s ochtends, al zei Nikki dat ik er verkreukeld uit zag. Deze keer gingen zowel eieren als koffie aan mij voorbij, maar een lichte plankenkoorts hield mij: ik moest immers de trofee nog overdragen.

Ik had de trofee voorzien van een jonkzeiltje, omdat dat de link is tussen Louis en mij. Het was allemaal veel te klein voor mijn grote handen, maar het was toch gelukt. Ik reikte de trofee uit aan Eliza, die al jaren de sterren van de hemel kookt onder soms moeilijke omstandigheden. Het ongelofelijke eten is voor ons allemaal een extra reden om naar Groningen af te reizen.

Matthijs en Eliza

Matthijs en Eliza

Eliza met trofee

Eliza met trofee

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zoals gebruikelijk namen we al onze rotzooi mee en zelfs een rondzwervend stuk tapijt van een ander. Alleen de tent konden we niet netjes opvouwen omdat ze nog nat was. Terug naar Zoutkamp ging met halve en ruime wind. Ubbo ging weer mee. Deze keer had ik ook van te voren gereefd.

In de haven belandde Djenna’s bagage per ongeluk in de vuilcontainer, en regende het zo vaak, dat we geen behoefte hadden te blijven plakken. De kinderen wilden naar de Mac, dus zat ik na al dat culinaire en maritieme plezier, aan de friet op zondagmiddag, alsof we naar de postzegelruilbeurs waren geweest. Grappig wel die contrasten.

ZeeFier op het Lauwersmeer

ZeeFier op het Lauwersmeer

Geklonken kasten

Al jaren droom ik van zelfgemaakt geklonken bootmeubilair: één voor een spoelbak en één als kookplek aan weerszijden van de boot. In combinatie met de tent met stahoogte belooft dat een waar kampeerfestijn te worden en het smoelt ook nog goed, als je van klinknagels en blank metaal houdt, tenminste. Beide kasten zouden bestaan uit een vast deel een uitschuifbare lade.

In februari ging de kogel door de kerk: Twee platen zoutwaterbestendig alu besteld voor de buitenkant en ter plekke nog twee platen gewoon alu voor het binnenwerk (van 300 x 150 cm) meegenomen voor een spotprijs omdat er schade aan zat: vier platen alu en profielen voor 200 euro bij Smitstaal in Heerenveen. Met de heftruck werd het geheel keurig tussen twee pallets op de dakdrager van mijn Agillatje gezet. Daarmee naar huis rijden was wel even stressen, maar alles zat stevig vast, dus geen probleem.

Klinknagels en een dopper had ik gevonden  bij Blankers Unusual Classics. Verschillende lengtes van 4,6 en 8 mm bij een diameter van 4 mm leken me een goede start voor dit experiment. De dopper is een stuk gereedschap waarin de kop van de klinknagel is uitgespaard. Het wordt gebruikt om de kop van de klinknagel tegen te houden, terwijl de nagel aan de andere kant wordt ‘platgeslagen’. Het moet mogelijk zijn om met twee doppers aan weerszijden van het plaatwerk een bolle kop te klinken. Dat is mij echter niet gelukt en ik vond het ook niet de moeite om de binnenkant zo af te werken. In de dopper is ook een ophaler (‘punch’) geïntegreerd: een gat waar de pen van de klinknagel precies in past. Dat gebruik je om de platen over de klinknagel heen goed strak op elkaar te slaan voor dat de nagel wordt vastgeklonken.

Het klinken was zwaar wennen. Ik werkte met platen van 1,5 mm. Daar sla je al snel een deuk in, terwijl het wel van belang is de delen goed strak op elkaar te krijgen. Afbramen van alle geboorde gaten is pure noodzaak. Ik heb geen speciale ‘ball-peen hammer’ gebruikt want er gewoon recht van boven opslaan met een timmermanshamer leverde een mooi plat pannekoekse kop, net zoals ik ze tegenkom op mijn Verhoef sloep, die in de nadagen van het klinken gemaakt is (eind jaren 50). Om te oefenen heb ik eerst op een werkstuk een stuk of dertig nagels geslagen totdat de delen zonder deukjes op elkaar zaten. Een stuk plakvilt op de dopper was onontbeerlijk, net als een goede ondersteuning van de dopper aan de onderkant. Ik heb de dopper in een stuk hardhout gemonteerd dat op de grond steunt, zijwaarts in bedwang gehouden door de bankschroef op mijn in hoogte verstelbare werktafel. Werkstuk met de bolkop van de nagel in de dopper zetten, met een tweede dopper (gebruikt als ophaler) de delen goed op elkaar slaan (voorzichtig voor deuken naast de nagel) en dan een paar ferme klappen met de hamer tot je een mooi plat kopje hebt. Denk achteraf dat de diameter van het gat eigenlijk net 1/10 mm kleiner moet dan de nagel, zodat de ophaler de delen blijvend op elkaar houdt. Ik werkte met boorgaten van 4 mm gelijk aan de nagel, waaardoor het ‘ophalen’ niet altijd naar verwachting werkte.

Het zagen van het alu was niet heel eenvoudig door een kleine werkplaats en een aftandse decoupeerzaag. Recht zagen is dan lastig, maar gelukkig kun je met een metaalvijl nog een hooop rechtbreien. Later ben ik met de haakse slijper gaan werken om rechte kanten te krijgen. Anders dan bij gewoon metaal moet je eerst door de plaat heen slijpen en de schijf dan langs de geleider laten lopen; anders wordt het zaakje te heet en krijg je een smelt-geul om je zaagsnee heen. Een slijpschijf voor alu is ook per se nodig om overmatige hitte te voorkomen.

Ontwerp en inpassen gingen gelijk op. Ik had met profielen de hoofdstructuur van de kastjes neergezet. Voor de ronding aan de voorkant had ik een mal gemaakt. Voordat ik echt van start kon moest een stuk vloer verwijderd en een kist uit elkaar.

Voorbereidend werk

Voorbereidend werk

Mijn eerste klinksels

Mijn eerste klinksels

Binnenwerk bolle voorkant lade

Binnenwerk bolle voorkant lade
Eén van de horizontale delen voor de bolle voorkant van de lade

Eén van de horizontale delen voor de bolle voorkant van de lade

De zijkanten van de kast zijn plat, dus dat is niet al te lastig. Wel was een mal nodig om de vorm van romp goed te volgen. Een paar stukken dunne spaanplaat uit een container waren geschikt. De ronding aanbrengen in de lade en voorkant was wel een spannend klusje. Ik had het plan de voorkant met geklonken hoekjes op regelmatige afstand te bevestigen aan horizontale delen. Goed plan, maar een stuk plaats vastzetten onder spanning is vervelend werken. Bovendien moest de hoek zowel links als rechts gelijk uitkomen met de zijkanten van de kast. De ronde voorkant moest ik dus toch van te voren in de juiste vorm brengen. Gelukkig is de plaat dun (1,5 mm) dus kon ik dat helemaal met de hand doen door het plaatdeel vast te zetten op de werkbank en een afgerond stuk hardhout om de paar centimer met een zware hamer wel in vorm krijgen. De meest scherpe hoeken links en rechts bleven nog wel een uitdaging: veel buiging op een kort stuk. Dat deed ik door de rand in hardhouten profiel klem te zetten een stuk bezemsteel te gebruiken om de laatste ronding er in te drukken met de hand. Zwaar werk maar door met de hand te drukken heb je veel controle en geen hamerdeuken.

Kast en la samen ingepast

Kast en la samen ingepast

Detail klinkwerk

Detail klinkwerk

De kast inpassen bleek mee te vallen: de mallen hadden hun nut gehad. Wat erg tegenviel was het vastklinken van de zijwanden aan de staanders van de boot. Telkens tien nagels wilde ik alleen er in slaan omdat mijn ervaring was dat ‘tegenhouden’ van de bolle kop niet echt werkt. Normaliter is dit een twee-mans klus met een zware ‘dolly’ om de klap op te vangen. Ik heb de dopper vastgezet met een constructie tegen de spant van de boot. Werkte wel, maar er was toch wat afstand tussen plaat en spant. Helaas, pindakaas.

Tot slot moest ik ook nog iets verzinnen om de la op zijn plek te houden tijdens scheefgang. Een pen met een bajonetsluiting klemt de lade aan de bovenkant vast aan het staande deel.

Resultaat: kast met spoelbak aan stuurboord

Resultaat: kast met spoelbak aan stuurboord

Resultaat: kast met spoelbak aan stuurboord

Resultaat: kast met spoelbak aan stuurboord

Opnieuw in de verf en meer

De laatste keer dat ZeeFier een kwast had gezien was in 2010. Toen de kiel werd geplaatst, heb ik het onderwaterschip in de anti-fouling gezet. De nieuwe kiel heb ik toen onbehandeld gelaten. Ik had geen tijd om alle verflagen netjes op te bouwen.

Vier jaar later zat er wel behoorlijk wat aangroei op, vertelde Sytze van de werf ‘ de Twee Provinciën’ mij. Het was tijd om aan de slag te gaan.

De oude Hempel twee componenten verf uit 2007 wilde ik opnieuw gebruiken. De primer zag er echter niet goed uit: klonterig en stroperig ook na stevig roeren. Een nieuwe primer voor de kiel, anti-fouling en diverse ditjes en datjes brachten de schade al snel op 400 euro. Exclusief loodshuur. Slik. En toch is het dat waard: Ik heb zeven jaar niets hoeven doen en zowel boven als onder water waren er heel weinig putjes of plekken. Bovendien was de twee componenten verf voor de andere lagen nog wel bruikbaar. De lak van de Ijssel was zelfs nog in nieuwstaat na zeven jaar.

Ook het werken in een loods bleek het waard: Ik kon het terrein op wanneer ik wilde, had stroom en goede verlichting bij de hand. Rekening houden met het weer hoefde ook niet meer. Voor een verfklus toch wel heel fijn. Duur vond ik het trouwens ook niet. Dank Sytze.

Mijn lichaam is niet gewend aan kruipen, bukken en draaien, dus de eerste dagen had ik het erg zwaar. Stratemakerskniebeschermers en tijd om aan het werk te wennen, hielpen. Niet te lang doorgaan, maar pauzes nemen heb ik ook geleerd te doen. Wijsheid komt echt met de jaren.

Nu de boot eenmaal hoog en droog in de loods lag, maakte een oud verlangen zich van mij meester : de overbodige schroefas van de diesel eruit halen en ‘en passant’ nog wat gaten vullen in de aluminium stootrand. Ik benaderde daarvoor Marco, mijn eerste aanspreekpunt voor alles dat metalig is. Marco is tevens mijn leraar beeldhouwen in staal en steen.

Het lukte helaas niet om een lasapparaat te huren met Hemelvaart. Desondanks besloot ik de as er wel uit te halen. Met hulp van Marco ging dat verassend soepel. Hij sleep de achterkant van de as door, waardoor ik de rest van de as er aan de binnenkant zo uit kon trekken. Het resterende deel konden we in drie stukken zagen en verwijderen. Gelukkig konden alle delen buiten de boot worden doorgeslepen. Al die metaaldelen in een aluminiumsloep zouden me nachtmerries hebben bezorgd. Ik ken horrorverhalen over staal dat in reactie met blank aluminium in één nacht een gat in het alu oplevert.

Het gat dichten was ook niet al te ingewikkeld: Marco vormde een plaat aluminium aan de achterkant van het gat en één plaatje dat precies in het gat viel. Beide goed ontvet, geschuurd en in de Sikaflex gezet. Met popnagels in de oorspronkelijke boutgaten van de as hebben we aluminium plaatjes vastgezet. Nu zijn popnagels niet waterdicht, maar als voorzorg hadden we elk gat voorgevuld met SikaFlex en bovendien een plak SikaFlex over het hele werkje gesmeerd. Tijd om dat weer in de primer te zetten en de verflagen op te bouwen was er immers niet meer. Bovendien geeft dit een gladde afwerking aan een plek waar veel popnagels de wateraanstroming zouden kunnen verstoren.

Marco dicht het gat

Marco dicht het gat

Gelukkig was er ook nog wel tijd voor werk dat niet per se noodzakelijk, maar wel schoonheidsbevorderend was: de stootrand polijsten. Ook dat had ik voor het laatst zeven jaar geleden gedaan. Dankzij de rolsteiger die bij de loods hoort kon ik er goed bij. Het blijft wel een klerewerk: met een zware machine op 1000 toeren aanslag wegpolijsten.

Het geheel was zeker niet van het niveau dat Diederik en de zijnen zeven jaar geleden hadden bereikt in de botenloods, maar ik was toch best tevreden. Het verwijderen van de as was een opluchting.

ZeeFier weer te water bij de Twee Provinciën

ZeeFier weer te water bij de Twee Provinciën

Op de terugweg bleek dat ZeeFier een bekende route ongeveer 20% sneller voer dan vóór de verfklus. Als slagroom op de taart bleek dat ik het roer nu los kon laten zonder dat het schip meteen van koers veranderde. ZeeFier vaart nu gewoon rechtdoor als je naar voren loopt om een lijntje los te knopen. Geweldig.

 

Het jonkzeil – een evaluatie

ZeeFier is nu een aantal jaren getuigd met 2 jonkzeilen. Een evaluatie is op zijn plaats en dat is meteen een goed moment om de werking van zeil en tuig uit te leggen.

Over het zeil zelf en het maakproces heb ik al in eerdere posts geschreven. Hier een overzicht van de lijnen waarmee het zeil gehesen, gestreken en getrimd kan worden. Ook het gebruik van het zeil op verschillende koersen komt aan de beurt.

Sheetlets, val en neerhaler

Sheetlets, val en neerhaler

Net als een gewoon zeil heeft het jonkzeil een val en een neerhaler. De neerhaler had ik er aanvankelijk niet op, maar bij aandewindse koersen maakte dat wel erg veel verschil, dus mocht hij blijven.

Heel anders is de beschoting. Ik heb gekozen voor een dubbele schoot; aan elke kant van het zeil zit een schoot. De reden daarvoor was maximaal zeiloppervlak op ZeeFier. Normaliter wordt de schoot namelijk aan de achterkant van de staken bevestigd. Het punt waar de schoot aan de boot vast zit, zit dan een stuk achter het zeil. In mijn geval had het misschien nog wel gekund met een beugel boven de helmstok, maar ik had op de ontwerptafel al voor dubbele schoten gekozen en geen reden om dat te heroverwegen.

Een voordeel van dubbele schoten is dat je de schoot aan de lijzijde kunt gebruiken om het zeil extra steun te geven bij voordewindse koersen. Bij het voorzeil doe ik dat regelmatig. Ook de voorzeil bak houden is op deze manier heel goed te doen.

De schoot bestaat uit een gewone schoot met blokken aan het jufferblok, vastgezet met een klemkikker aan het boord. Het jufferblok verdeelt de schoot in ‘sheetlets’ en daarmee de spanning van de schoot naar de staken (‘battens’). Door de wrijving in het jufferblok is het mogelijk de verticale bolling van het zeil aan te passen. Als het zeil gereefd wordt, moet de sheetlet worden ingekort. Niet bijster handig, maar te doen, want het jufferblok hangt dan boven de kuip. Met een enkele schoot achter het zeil is dat niet vanzelfsprekend. Vaak wordt het jufferblok dan weggelaten en vervangen door blokken waardoor het automatisch werkt.

Batten parrels en luff hauling parrel

Batten parrels en luff hauling parrel

Aan de voorkant van het zeil is de luff hauling parrel, die als functie heeft de halshoek naar achter te trekken. Dat is nodig omdat het zeil de neiging heeft naar voren te bewegen. Het scharniert immers om het punt waar de val aan de gaffel is bevestigd. De luff hauling parrel loopt om de mast heen, via blokjes aan de staken omhoog tot bovenin het voorlijk. Zo wordt het hele voorlijk gelijkmatig naar achteren getrokken in plaats van alleen de halshoek.

De luff hauling parrel maakt het mogelijk de portie van het zeil vóór de mast aan te passen. Dat kan handig zijn bij ruime wind om gijpen te voorkomen of af te zwakken. Een klapgijp komt overigens niet vaak voor door het gewicht van zeil en staken.

Een andere soort parrel is de batten parrel. Ze is bedoeld om het zeil bij de mast te houden op koersen dat het zeil niet tegen de mast aan wordt gedrukt. In mijn geval bij wind over stuurboord voor het grootzeil en over bakboord voor het voorzeil. Inderdaad: de zeilen zitten niet aan dezelfde kant van de mast. Dit heb ik naar Chinese tradtie gedaan. Ik denk niet dat het veel verschil maakt als de zeilen wel aan dezelfde kant van de mast zouden zitten.

LazyJack en mastlift

Lazyjack en mastlift

De ruggegraat van het jonktuig is de lazyjack. Refen is heel simpel: trek de lazyjack iets aan en vier de val tot één of meer panelen in de lazy jacks zakken. Klaar. Voor gemoedsrust kunnen de staken van de gereefde panelen nog worden vastgebonden aan de giek. Er is een kleine kans dat de wind er anders vat op krijgt en ze alsnog opblaast waardoor de staken kunnen breken. Ik heb mijn staken al alle kanten op zien buigen en ze zijn zeer solide gebleken. De staken zijn van pvc buis gevuld met pannelatten en bezemstelen. Onderhoudsvrij, buigzaam en toch sterk. Over het buigen van de staken is veel discussie geweest op het jonk tuig forum. Eigenlijk moeten ze vrij stijf zijn, zeker als er bolling in de panelen is ingebouwd. Waarschijnlijk klopt dit, maar eenvoud is ook wat waard: mijn zeilen zijn plat en dus makkelijk te maken. De buigzame staken zorgen voor bolling.

De lazyjack en vooral de mast lift doen hun werk, maar het is nog niet optimaal. De mastlift is een lus om de mast, die het zeil aan de voorkant tegen de mast aan houdt met een lijn en blok bovenin de mast. De lus heeft veel wrijving op de mast waardoor de zeilbundel moet worden opgetild en de lus naar boven moet worden getrokken. Niet echt handig, zeker als je alleen bent. In mindere mate geldt ook voor de lazy jack.

Bovenstaande is nog geen liefdesverklaring aan het jonkzeil. In een bijdrage aan het junk rig forum aan het topic ’50 reasons for owning a junk’ schreef ik: “It looks bloody marvelous, is a great way to climb into the mast if needed and no need to fool around with spinackers: just wing-and-wong it“.

Wing-and-wong is het zetten van de zeilen aan beide zijden van het schip bij voordewindse koers (melkmeisje). Dat gaat heel eenvoudig en blijft ook goed staan zonder boom.

Via de staken in de mast klimmen bleek nodig tijdens de Noorderraid toen de val bovenin vast zat. Robbert-Jan, een moedige jongeman, deed dit en kreeg het zeil weer omlaag zonder ongelukken. Dat was een incident, maar demonstreerde weer eens de eenvoud en  robuustheid van dit tuig. Bovendien vind ik de waaiervorm erg mooi.

Andere jonk tuig gebruikers noemen het makkelijk refen en de eenvoudige bediening van het zeil (zelfs voor beginners). Makkelijk zeilen is zeker ook mijn ervaring, al heb je echt wel tell-tales nodig om de trim van het zeil goed te beoordelen. Het zeil kilt immers niet. Met tell-tales ga ik volgend seizoen maar eens experimenteren.

Nieuwe versie jufferblok

Net als in de IT (mijn vak) werk ik in versies. Versie 1.0 van de jufferblokken gaat al een aantal jaren mee en ze bevallen prima. De verticale bolling van het zeil is er mee te sturen en de druk verdeelt zich regelmatig over het zeil. Het ontwerp komt uit het Practical Junk Rig boek en is van Thomas Colvin, die het weer uit China heeft, al zijn jufferblokken ook in oud Hollandse tuigages veel gebruikt (denk aan de blokken om het want van dwarsgetuigde schepen op spanning te brengen).

Mijn jufferblokken op grootschoot en fokkeschoot doen hun werk, maar ze hebben één groot nadeel: zodra je het zeil strijkt, hangt er onder de lazy jacks een ‘mangrovebos’ van lijnen (schoot en ‘sheetlets’ die naar de staken in het zeil leiden). Dat loste ik op door de mastbundel naar één kant te duwen en hem daar vast te binden. Ik wilde de schoot helemaal los kunnen koppelen van het zeil om het mangrovebos vervolgens in de zeilbundel te vouwen en een lege kuip over te houden.

Niet zonder vrees zette ik dus de zaag in mijn jufferblok en haalde de ingebouwde touwschijven eraf. Met een snapsluiting en dubbel blok aan de schoot wordt het mogelijk de schoot los te koppelen, maar hoe moest de sluiting aan het jufferblok komen?

Een lus om of door het blok leek me wel een stoere en seamanlike oplossing, dus boorde ik een gat dwars door het jufferblok en maakte met een korte splits een lus van een oud stuk landvast waar de snapsluiting aan vast klikt. De splits was een lastige (moest drie keer over) maar het lukte en hij paste zelfs grotendeels in het blok waardoor het lelijkste deel niet te zien is.

Jufferblok met snapsluiting

Jufferblok met lus en snapsluiting

Jufferblok ontkoppelbaar

Jufferblok met lus

« Older posts Newer posts »

© 2024 ZeeFier

Theme by Anders NorenUp ↑