Deze tocht beloofde een heel andere te worden dan de vorige. Minder geklus, minder ver en minder verlof van het ouderschap.

Nu de boot langszij het huis ligt waren alle strikt noodzakelijke klussen al gedaan en kon ik me concentreren op proviand. De kinderen gingen mee en kindergeduld is niet zo groot, dus het plan was om naar het Burgummer meer te varen en bij voldoende belangstelling een rondje te maken via Drachten en via Wartena terug naar Leeuwarden.

Deze keer zouden we niet op de boot gaan slapen want ik had tot mijn groot genoegen het zware bisonyl dekzeil van de boot gehaald en – waarschijnlijk voorgoed- op zolder opgeborgen. Ik had nog een simpel katoenen tentje, gekregen van een stel dat op het punt stond het weg te gooien op de gemeentewerf van Amersfoort.

Al op het van Harinxma kanaal was de route naar Burgum bezeild, dus met Nikki aan het stuur kon ik beide zeilen zetten. Dat voer meteen beduidend sneller dan op de elektromotor, die wel veel uithoudingsvermogen heeft maar niet zo snel is. Net voorbij het pondje over de Wide Hop kwamen we aan bakboord een zandgat tegen. Het was erg warm en de kinderen wilden graag een duik nemen, dus gingen we op verkenning. Ik zei dat bij de zandwal zouden aanleggen als er op het grote bord dat we zagen niet stond dat het gevaarlijk was. Verrekijker erbij en ja hoor ‘levensgevaarlijk – drijfzand’, maar we zagen wel allerlei mensen en honden zwemmen, dus gingen we voor anker en zwommen naar de kant. Geen drijfzand te zien en de wal liep zo steil af dat we de boot er vrijwel tegenaan konden meren. Na enig beraad besloten we dat te doen. Een groepje jongeren uit de buurt was er ook aan het zwemmen en aan het stunten met een terreinwagen maar daar hadden we geen last van. We besloten te blijven. Ik kon de boot zo meren dat je er zo uit kon stappen en in twee stappen op het droge stond.

De tent bleek een wonder van eenvoud: twee stokken en een noklat en hij stond al. Nikki ontfermde zich over de inrichting; Ben en ik gingen hout sprokkelen voor het kampvuur. Ook geen probleem: er was volop droog snoeihout. Toen alles gereed was, kregen we honger en belden naar Mirjam om samen te gaan eten in de buurt. Ze kon ons eerst niet vinden, maar de exacte gps-coördinaten van het geo-caching apparaat leidden haar snel naar ons. Mirjam vond de borden ‘levensgevaarlijk terrein’ wel wat verontrustend maar zag toch ook wel de charme van ons kampement. Na enig gezoek aten we bij een snackbar in Burgum, dat een wat ingeslapen indruk maakte. Het leek alsof er vooral senioren wonen.

Eenmaal terug hebben de kinderen nog bijna een uur in het water gespeeld. Toen het kampvuur aangestoken en marshmallows geroosterd. Prima. De kinderen wilden niet gaan slapen terwijl het nog licht was, maar ze waren toch aardig moe, dus sliepen zonder veel moeite in.  Eenmaal alleen kon ik bij het vuur mijmeren onder het genot van twee – nog koude- biertjes.  De sterrenhemel maakte het helemaal af. Het werd wel wat kouder, dus toen al het hout verkoold was gooide ik de vuurkuil dicht en ging er bovenop zitten.

De ochtend was klam en een beetje koud maar het ontbijt met gebakken ei is voor Nikki en mij altijd weer een feest. Ben kwam wat minder aan zijn trekken. Mijn voorstel om nog verder het Burgummer meer op te varen wezen de kinderen af en dus voeren we in anderhalf uur terug naar huis. Het duurde wel een tijdje voor ik weer schoon ship had, maar ik vond het toch de moeite waard. Het is heerlijk om vrij en ongehinderd buiten te kunnen kamperen en je omgeving te verkennen.