Aan het begin van het seizoen vaart ZeeFier traditiegetrouw mee met de Harlingen-Terschelling roeirace en de volgende dag de Sagitta zeilsloepenrace.
Voordat het zover was, moesten er eerst nog wat klussen geklaard: anti-fouling, de motor na laten kijken en de doorlaat van de stroomkabels verplaatsen. Het verven ging redelijk vlot en was zelfs gezellig: op de jachtwerf stonden wel meer mensen te verven met tijd voor een praatje. De motor ging terug naar Arka in Giethoorn. Een lager moest vervangen en alle rubber dichtingen werden vervangen. Dit was de eerste beurt in 8 jaar tijd; slijtage is er praktisch niet met een elektro motor, dus dit schema is verantwoord. De doorlaat van de stroomkabels heb ik een halve meter omhoog verplaatst, omdat er na varen over ruig water steeds storingen waren door water dat langs de kabels naar binnen sijpelde tot in de stekkers naar de controller en gashendel.
Er was nog precies genoeg tijd om op Hemelsvaartdag proviand in te slaan en alle spullen aan boord te krijgen, voordat Barry kwam. We streken de mast en voeren rond 11:30 weg naar Harlingen. Door een strak onderwaterschip en geen tegenwind deden we er dit keer maar een kleine vier uur over om de zeesluis bij Harlingen te bereiken. We sloten aan in een rijtje schepen.
Opeens kwam een Duits schip van bakboord, uit de jachthaven van Watersportvereniging Harlingen, drong zich tussen de rij, onze doorvaart blokkerend, stak achteruit en ging als tweede de sluis in. Niet alleen moest Barry vol achteruit om hem niet te raken, maar hij liet dus ook vier schepen achter zich.
Ik ging echt helemaal uit m’n panty tegen de stuurman: Een Duitser. Mijn eerste zin begin met ‘blöder Affe’ en zo ging het nog even door van mijn kant. Eenmaal in de sluis, koelde ik wat af en raakte ik aan de praat met de bemanning van viskotter Meeuw. Staal, met 80m2 zeil, uit 1910. Echt een prachtschip, en nog te koop ook.
Ik negeerde de Duitser, maar uiteindelijk kwam er toch een gesprek. Hij vroeg zich af wat het probleem was: alle schepen pasten toch in de sluis? Echt een gentlemen. Ik reageerde met ‘Wie ist es möglich das Ich in Ihrem Land immer alle Regeln folgen muss und Sie machen so etwas wenn Sie in meinem Land sind?’
Het zat diep en dat zit het nog. Vorig jaar was er ook een Duitser die vond dat hij ondanks een rood licht nog wel even door de brug kon. Ik ben er klaar mee (he-le-maal zelfs). De volgende Duitser die zoiets flikt, krijgt hem. Een fijne bijkomstigheid is dat ik vloeiend Duits spreek, omdat ik er als kind heb gewoond, dus ‘it giet oan’ voor de volgende asociale Duitser.
Na een enig gepiel om een ligplaats met laadmogelijkheid te vinden, lagen we op kruipafstand van het havenkantoor in de Noorderhaven. Het derde bemanningslid, Jan-Hendrik (JH voor intimi), meldde dat hij nog één keer moest laden om met zijn Nissan Leaf Harlingen te bereiken. Om half zeven kon hij zijn auto keurig bij een laadpaal op de Noorderhaven stallen. Elektrisch rijden heeft ook zo zijn voordelen.
JH vond ZeeFier geheel ‘in character’ met mijn persoon. Gelijk heeft hij: Onconventioneel en niet al te netjes is het zeker. Ik hoop dat hij niet de afbladderende verf bedoelde.
Duidelijk werd ook dat de voorbereidingen voor deze trip toch wel erg onder tijdgebrek hadden geleden: er was geen verlichting voor ‘s avonds, geen verbanddoos en lucifers waren ook een probleem. Gelukkig had Barry een aantal dingen wel mee die ik vergeten was. Later op de avond wisten we nog verlichting te regelen, maar dat komt straks.
We gingen aan wal, op zoek naar een toko waar ik eerder was geweest. De toko was er niet meer, dus werd het de Griek ernaast. Prima gegeten. We liepen nog een rondje langs de vissershaven waar de voltallige bruine vloot met alle roeiers lag. Via de Zuiderhaven staken we door en kwamen weer terug op de Noorderhaven.
We gingen op zoek naar het café waar we vorig jaar zo’n leuke avond hadden beleefd met eigenaar Paul en de stamgasten, allen schippers of zeelui. Heel even dachten we dat de vooruitgang genadeloos had toegeslagen in Harlingen, maar toen zagen we een rond uithangbord met Klok bier. JH riep: ‘Kijk daar, budget Grolsch!’ We hadden Klok bier nog nooit ergens op de tap gezien, dus wij kijken en ja hoor: dit was de kroeg van vorig jaar: de Pijpenla.
Paul stond deze keer niet achter de bar, maar zat er voor. Amanda was de barvrouw van dienst. Ze deed het leuk: nog voor het eerste biertje op was, voelden we ons al thuis. Er was een uitgebreide discussie aan de gang over Waylon en zijn lied op het songfestival. Ik kon er niet echt over meepraten maar genoot van de luid gedeelde meningen.
Wellicht door het songfestival, maar ik denk eigenlijk dat het in de Pijpenla altijd wel kan, mocht iedereen verzoeknummers aanvragen. Dat was een feest. JH vond Waylons nummer op Guns and Roses lijken dus prompt een vergelijkend warenonderzoek. En inderdaad, het had er veel trekken van. Ik vroeg ‘Trying to untangle my mind’, van Chris Stapleton aan. Amanda keurde hem goed. Een Belgisch stel vroeg nummers uit de oude doos aan. Veraassend, die diverse mix. Een stamgast die ik herkende van vorig jaar nummers van Deep Purple, die 40 jaar oud klonken, maar uit 2017 waren.
De klokjes klokten prima weg, maar op een gegeven moment was het tijd voor whisky. Ik koos voor Wild Turkey, die altijd prima schuurt als ie neer beneden gaat. Deze keer niet want ik had de honing variant geprobeerd en dat was toch echt meer likeur dan whisky. Nou ja, er kwam gelukkig nog een rondje….
Op een gegeven moment had Amanda zin in chips, maar Paul had ze niet. Aan boord van ZeeFier lag een zak chips voor het grijpen wist ik, dus ik snel daarheen. Ik moest wel even klauteren want de boot lag zeker twee meter lager dan aan het begin van de avond, maar ik kon toch mooi een bijdrage aan de feestvreugde leveren. Amanda was zeer verguld. Het werd, net als vorig jaar, een memorabele avond. Bij het afrekenen vroegen we om een waxinelichtje voor aan boord, maar we kregen er twee mee.
De volgende ochtend moest JH vroeg opstaan om zijn auto te herparkeren. Barry en ik maakten ontbijt: koffie en gebakken eieren. De Noorderhaven liep gestaag leeg. Zonder incidenten gingen we door de brug en wachten samen met een mooie verzameling schepen op de start van de sloepen.
De dames kwamen eerst. Mijn verbazing dat je zoiets onderneemt is absoluut genderneutraal. Gelukkig was het roeien deze keer een stuk beter te doen dan vorig jaar: stroom mee en nauwelijks wind. Dat laatste was wat jammer voor ons, maar ach. Het zonnetje scheen, er was genoeg te zien en JH en ik namen de tijd om de groene aanslag van ZeeFier te verwijderen.
Onderweg kregen we nog een keer motostoring. Het verplaatsen van de kabeldoorvoer naar boven had dus niet voldoende geholpen. Vervelend, maar ik kon weer één oorzaak van het lijstje strepen.
We zagen het een paar klippers doen, dus besloten we zelf ook even aan te leggen bij de Jacobsruggen. Heel cool: je vaart het strand op tot je niet verder kunt, springt in kniediep water, brengt het anker uit en hebt een zandplaat van een paar vierkante kilometer tot je beschikking. We bleven een half uur totdat de nieuwigheid eraf was.
Net toen we weg wilden varen kwam Sjoerd langs op zijn Sylje. Hij riep naar ons dat we wel bij hem nasi konden komen eten in plaats van de schippersmaaltijd voor de roeiers en beschreef het huis.
Gewoontegetrouw kwamen we als een van de laatsten binnen op Terschelling, waar het ere-defilé al in volle gang was. We voeren door naar de jachthaven, legden aan, haalden een ijsje, knuffelden de Brandaris en liepen het bos in, op zoek naar wat verkoeling. Het was al de hele dag flink warm. We hadden een mooie boswandeling. Barry merkte dat hij zeebenen had en dus moest wennen aan het lopen. We kwamen uit bij de Tigerstelling, een bunkercomplex, dat deel was van de Atlantikwall. Daar vlakbij ook een prachtig uitzicht over de haven van Terschelling.
Met voldoende eetlust begaven we ons naar Sjoerd. Die bleek te wonen aan de vissershaven van Terschelling met uitzicht op het Wad. Aan de andere kant van het huis ligt bos. Het huis zelf is gebouwd circa 1920 en is de voormalige directeurswoning van de oude Zeevaartschool. Een super plek, waar Sjoerd ons gastvrij ontving met super nasi en atjar uit eigen tuin.
Om half acht was er palaver in de Zeevaartschool over de race op de volgende dag. De route was als gebruikelijk een lange rak noordwest waarts en via de Riepel en Noordmeep weer terug. Wel vroeg op staan deze keer: 5:15 op voor de start tussen 6:30 en 7:30 uur. Geen wilde avond, deze keer dus. We besloten de tent niet op te zetten en vroeg te gaan slapen.
We hadden besloten zo vroeg mogelijk te starten, dus we hesen de zeilen bij de havenmond en liepen prompt aan de grond. Na enig geklooi waren we weer los, maar de Snobber passeerde daardoor voor ons de startlijn.
Een tijd lang ging het redelijk gelijk op, maar het laveren bij een afzwakkende wind eiste zijn tol op ZeeFiers voortgang. Toen we op de marifoon hoorden dat de race zou worden ingekort, had Snobber de laatste boei al gerond. De stroom nam sterk toe naarmate de tijd vorderde. Het Oude Dock kwam zeer scherp aandenderen en rondde in één keer de boei.
Het kostte ons vijf pogingen om de boei te ronden. Na de derde poging had ik er de brui aan gegeven en het roer overgedragen aan Barry, die ik qua zeilen toch wat hoger aansla dan mijzelf. Zelfs de mensen aan boord van de Wonosari (wedstrijd begeleiding) juichten mee toen het lukte om de boei te ronden.
De weg terug was ruime en voor de windse koers, dus we probeerden er alles uit te halen wat er in zat. Zelfs een deur van de tent werd als waterzeil onder de giek gespannen, ten koste van het zicht van de stuurman.
JH moest terug naar het vasteland, dus we zetten hem bij de veerbootpier af.
Bij de nazit in de haven moesten we de ploeg van ‘t Oude Dock, die gewonnen had, helaas missen. Was niet heel erg: meer oranjekoek en bier voor ons. Namens ZeeFiers bemanning mocht ik een echte bokaal voor de derde plaats in ontvangst nemen en natuurlijk het messing wedstijd plaatje voor de eregalerij (waarvoor ik nog een plek moet vinden aan boord).
Sjoerd had verteld dat hij, om te ontsnappen aan het rumoerige roeiersfeest, naar Vlieland zou varen. Een jaar eerder hadden we tot 1 uur wakker gelegen van de roeiers en moesten om 5:30 weer op voor het tij. Barry en ik besloten dus ook naar Vlieland te gaan. Midden op de Vliestroom moesten we bij gebrek aan wind de motor aan zetten, maar helaas: storing, alweer. Heel frustrerend en ook ongunstig met een toenemende stroom. Ik belde naar Arka voor hulp maar voordat ze terug konden bellen deed de motor het weer en was opeens het scherm van mijn telefoon stuk. We bereikten Vlieland en gingen buiten de haven voor anker. Het was zo warm dat we een bimini improviseerden van de recent populair geworden tentdeur.
Ik wilde eigenlijk graag zwemmen maar de stroom was veel te sterk. Dus gingen we maar curry maken en die opeten. We maakten een plan voor de terugweg. Via Kornwerderzand en Workum terug naar Leeuwarden leek een mooie optie. Omdat er geen wind was en net hoogwater konden we vanaf Vlieland alvast een stuk de goede kant op varen om daar te ankeren.
Windguru voorspelde wind uit Oost, Noord-Oost. We lichtten het anker met het plan om onder de Griendplaat te overnachten. We zochten naar de met stokken afgezette geul over de plaat naar de vaargeul richting Harlingen. Dat bleek nog niet zo simpel: geen boei of stok te zien, dus met het kompas de globale richting bepaald.
Toen we eenmaal bij de vaargeul waren was de wind sterk toegenomen en begon het best te klotsen, maar de wind kwam nog steeds uit de voorspelde hoek, dus we zouden aan hogerwal kunnen ankeren. Vlakbij het Pannenwrak, net onder de Griendplaat gooiden we het anker uit, maar na een tijdje bleek dit toch niet echt ideaal: wind en stroom spanden samen om ZeeFier continu heen en weer te laten wiebelen en het waaide een 4.
We improviseerden een shelter op het voordek om uit de wind te kunnen slapen en besloten een wacht in te stellen om te kunnen controleren of het anker zou houden. Dit was voor ons beiden de eerste keer ankeren op het Wad met dit soort weer, dus we waren op ons qui vive.
Barry nam de eerste wacht. Ik probeerde te slapen, maar dat lukte niet echt. Toen het mijn beurt was probeerde ik enigszins uit de wind te blijven, die toch best koud was ondanks mijn zeilpak. Het was zeker 10 graden kouder dan overdag.
Prachtig waren alle lichten van de eilanden en de vaargeul. Echt fascinerend was het water zelf. Telkens als een golf brak of langs het roer spoelde, werd het daar lichtgevend. Het voelde alsof de boot dreef op een imense, mysterieuze andere wereld waarvan alleen de allerkleinste vertegenwoordigers te zien waren. Heel indrukwekkend.
Ik had een keer of tien gecontroleerd of het anker hield, door de te kijken waar de Brandaris was ten opzichte van de meest nabij gelegen boei. Dus toen mijn wacht eindigde had ik er wel vertrouwen in. We braken het wachtschema af en gingen slapen.
Zondagochtend was de situatie onveranderd. We ontbeten snel en ontsnapten aan het constante gewiebel. Eenmaal onder zeil ging het al snel beter. In plaats van om te varen via Harlingen voeren we Zuid-Oostwaarts, rechtstreeks naar Kornwerderzand.
Na een onstuimige nacht waren de weergoden ons gunstiger gezind: de wind draaide van Noord-Oost naar Zuid-West.
Onderweg moesten we een plaat oversteken, waar dan nog voldoende water zou staan. Een zeilend vrachtschip, was vastgelopen en werd door haar bemanning met vaarbomen zo groot als lantaarnpalen weer los gewerkt. We scheurden voorbij, want het waaide nu een dikke vier. Bij de oversteek van de plaat peilde Barry toch maar eens: er stond maar 20 cm water onder de kiel en we gingen als de brandweer!
In de Kornwerderzand sluis kwamen we toevallig weer naast dit schip te liggen. Relaxed volk. Ze waren helemaal niet van plan geweest de plaat over te steken maar hadden van het weer genoten en de afslag gemist.
Op het IJsselmeer was het inmiddels heiig. Er waren weing boeien te zien. De diepte stemde niet overeen met de kaart, merkten we plotseling, dus ook op zoet water was actuele informatie onmisbaar. Het vervelende aan vastlopen op zoet water is dat het waterpeil niet omhoog gaat. Gelukkig liep het goed af: we bereikten snel dieper water. Op koers naar Workum konden we een veel grotere platbodem met vol zeil redelijk goed bijhouden. Het ging erg hard: zeker 8 knopen.
Vlak voor Workum eindigde net een zeilwedstrijd: Een stuk of 100 Optimisten met jeugd kwamen tegelijk binnen lopen. De kinderen konden allemaal uistekend zeilen maar het waren er wel heel veel, er waren golven die voor Optimisten niet bepaald aangenaam waren en de doorvaart was niet heel breed. We voeren omzichtig binnen en werden toen ingehaald door een andere boot die toch een andere inschatting van de situatie maakte. En ja hoor: achterop de boot waaide de Duitse vlag. Nu kon zelfs Barry een opmerking over gebrek aan empathie niet onderdrukken.
In Workum was de sluis even niet bediend en het bruggeld moest contant betaald worden, dus wij liepen de stad in op zoek naar een pin. Na een paar goeie bieren rekende ik af en we hielden precies gepast wisselgeld over. Een hele ingewikkelde manier van pinnen, dus.
De bruggen in Workum hadden allemaal een eigen brugwachter, waardoor de doorvaart gesmeerd ging: we hoefden niet te wachten. Aan de Oostkant van Workum bleek de wind opnieuw zo gedraaid dat we met ruime wind naar het Heger meer konden raggen. Er dreigde onweer en het was etenstijd, dus was er geen hond te zien.
Om een uur of acht waren we in Heeg en aten een prima pizza bij de Boeier. Terwijl we daar zaten begon het hard te regenen. We hadden een enorme afstand afgelegd en zelf een nieuwe rout over het Wad verkend.
De terugweg van Heeg naar Leeuwarden zou vooral op de motor moeten. We legden aan, haalden het zeil van de mast, streken de mast en waren binnen tien minuten weer op weg. Soepel.
Barry en ik maakten de balans op: We hadden veel geleerd. Het ankeren bij het Pannenwrak was een goede les over stroom en wind. Varen op het kompas bij slecht zicht was ook een goede oefening geweest. De derde plaats bij de Sagitta was de kers op de taart voor ons.