een Verhoef sloep met een jonktuig

Author: admin (Page 3 of 4)

Mastring hoofdmast

Bij een oudmetaal handel in Franeker vond ik een fantastische, zware ring van aluminium. Die meegenomen met het plan om haar om de mast te bevestigen. Hoe wist ik toen nog niet, maar al doende denk ik, dus kwam ik vrij snel op het idee de ring te voorzien van staanders die tegen de mast geklemd zouden worden.

De staanders kregen een klassiek uiterlijk net als ZeeFier zelf. Ze zijn natuurlijk ook van alu, het wondermateriaal dat je gewoon met een decouperzaag, vijl en houtboor kunt bewerken. De staanders worden tegen de mast aangehouden met slangklemmen, die door twee gaten in de staanders lopen. Een inkeping in de mastring zorgt ervoor dat de buitenkant van de staander in de mastring blijft zitten. Een houtverbinding vertaald naar aluminium. Het was een heel precies klusje om het zaakje netjes strak vast te maken. Heel precies werken is niet echt mijn sterke punt,  maar doorzetten kan ik als de beste, dus het lukte wonderwel. De mastring zat stevig op de mast geklemd met gaten voor ‘korvijnagels’. De gaten heb ik bij Marco Goldenbeld gemaakt met zijn kolomboor. Dank Marco! De korvijnagels zijn houten stelen van de Hornbach voorzien van een turkse knoop. Gewone korvijnagels zijn veel mooier maar ongeveer 6 keer zo duur, dus improviseren was de aangewezen weg.

Mastring met staanders

Mastring met staanders en korvijnagels

Tijdens de tocht naar de Noorderraid moest ik de mast strijken, waardoor de staanders van de mastring zijwaarts wegklapten. Het hele zaakje klapte in elkaar. Damn! Gecombineerd met het gebrek aan een nagelbank voor de voormast (kwam niet meer netjes terug op zijn plek na strijken voormast), was het een troosteloze aanblik op lijnbevestigingsgebied.

Dat liet ik niet op me zitten. Louis raadde me aan om de korvijnagels door de doft te steken of kikkers op de doft te zetten. Ik luisterde maar half want mijn mooie mastring moest en zou gered worden. Lang nagedacht hoe ik ervoor kon zorgen dat de staanders niet zijwaarts konden bewegen. Uiteindelijk bedacht dat ik ‘taartpunten’ tussen de staanders moest maken. Dat werden taartpunt segmenten uit vierkante aluminium buis waar de slangklem doorheen loopt. Zo worden de taartpuntsegmenten naar het smalste punt gedrukt.

De mastring zit weer als een huis. Naar boven, onder en zijwaarts zit er geen beweging meer in.

Versteviging van de mastring

Versteviging van de staanders met vierkante alu buis.

Noorderraid 2013

In de rol van vrachtschip ‘pakjesboot’ deed ZeeFier dit jaar mee aan de Noorderraid. Ik had me er al lang op verheugd.

Zoals altijd was er natuurlijk ook weer een hoop werk te doen. Deze keer wilde ik graag op de boot kunnen slapen, dus de tent die ik al jaren in de garage had liggen moest nu toch echt onder het mes. Ik heb een tunneltent van ruim 7 meter lang en 2,5 meter breed aangepast. Het lastigste waren de buizen: die moesten makkelijk in de dolgaten passen. Ik heb ze gevuld met zand en toen heel langzaam met de hand 6 bochten gebogen. Ik zat in de flow, dus ging te lang door: arm twee weken vrijwel niet bruikbaar voor zware taken, maar gelukkig was dit een tijd voor de raid.

Het doek aanpassen ging vrij soepel. Ik moest echter wel de lastige beslissing nemen hoe ik de tent om de mast heen zou leggen. Na veel wikken en wegen besloot ik dat helemaal niet te doen: alleen de achterste helft van het schip heeft dus een tent gekregen. Dat bleek een prima beslissing, want het voordek blijft vrij voor verkeer en kan later altijd nog een eigen tent krijgen. De tent heeft stahoogte en biedt 5 mensen slaapplaats. Het enige dat nog ontbreekt is een kroonluchter.

Op 15 augustus vertrokken zoon Ben, hond Cookie en ik met koers O-NO via het Margietkanaal en de Lauwers naar Zoutkamp. Ik hoopte op aankomst in Zoutkamp donderdagavond. We konden bezeild naar Burgum varen, maar de wind ging liggen en het begon hard te plensen. Ben lag lekker onder een zeil Donald Ducks te lezen, maar ik was niet helemaal gerust op de accucapaciteit, dus schuilden we even bij het pontje in Suawoude. Daar kon ik gratis de accu’s laden en een broodje eten. Ben mocht zelfs TV kijken. Fijn zulke vriendelijke mensen langs het water.

Bij het Burgummer meer was veel vrachtverkeer en een visser die de oostelijke doorvaart versmalde door in de vaargeul te vissen. Ik hield stuurboordswal, want er kwam ons een binnenschipper tegemoet. Zeer tegen de zin van de visser want we kwamen te dicht bij hem. Ik moest maar meer naar bakboord varen. Nee, dus: ‘Jouw idee om hier te gaan vissen’, riep ik. In het Fries werd mijn kwaliteit als schipper in twijfel getrokken. Jammer is dat, als een ander iets onverstandigs doet en dan jou vraagt ook risico te lopen.

Het kanaal was een aaneenschakeling van hijsen/strijken en veel zware industrie. Uitschieter was een botensloperij waar een graafmachine voorzien van een haak gewoon stukken schip losscheurde. Om een uur of vier waren we bij Gerkesklooster, lieten Cookie kennis maken met de plaatselijke flora en streken de mast. Dat kan ik gelukkig alleen want Ben moest Cookie en zichzelf op veilige afstand houden. De Lauwers begint achter de melkfabriek bij Gerkeskloster en vormt de grens tussen Friesland en Groningen. Prachtig kronkelend door het land vaar je daar en er is geen mens te zien. We tartten eventueel aanwezige Groningers door flink met de Friese vlag te zwaaien maar zonder respons.

Gerkesklooster - Ben en Cookie speuren naar Groningers

Gerkesklooster – Ben en Cookie speuren naar Groningers

Bij Visvliet wilden we eigenlijk naar Burum afbuigen om daar in de jachthaven te meren. Toen zag ik echter een camping met stopcontact aan het water. Voor de zekerheid toch maar in Visvliet gemeerd. Onze zoektoch naar kroketten slaagde niet. De plaatselijke auberge was er te sjiek voor. Een doosje biobramen, chips, snoep en bier waren onze avondmaaltijd. We hoorden muziek in het dorp en gingen eropaf, want waar muziek is, is ook een frituur. We kwamen uit bij een grasveldje waar kinderen hutten hadden gemaakt. Ze lieten ons trots hun bouwsels zien. Leuk was dat. Nog een rondje door het dorp voor Cookie en toen kropen we tussen lijnen, mast en zeil door in onze slaapzak.

‘s Ochtends vroeg met lege maag verder. In Pieterzijl moest de mast echt uit de voet om onder de brug van 1,40m door te komen. Lukte prima. In Munnekezijl nog een poging gewaagd brood te scoren, maar helaas. Munnekezijl heeft een mooie oude zeewering en sluis, dus ooit begon het zout hier.

Uitzicht vanaf de Lauwers

Uitzicht vanaf de Lauwers

Om 10:00 uur kwamen we in de Friese Sluis bij Zoutkamp. Dat was stressen, want de mast stak uit en de sluis is maar 10 meter. Passen en meten en geduld van de electronisch aanwezige sluiswachter zorgden voor een veilige doorvaart. In jachthaven het Hunzegat werd met veel helpende handen het tuig weer opgericht en de boot helemaal volgeladen. De inhoud van een flinke aanhanger en de bagage van alle deelnemers vormden twee grote hopen op het voordek en in de kuip. Geschat gewicht: ruim 1 ton. De ZeeFier vertrok geen spier. Dochter Nikki en haar vriendin Dagmar voegden zich bij ons.

Koffie met heerlijke appeltaart en het palaver van Louis, die zich verheugde op een duet van Nikki en Simon, waren een gezellig begin. Om half twaalf was het ‘op naar het eiland’. De slenk was bezeild en met vol tuig konden we zelfs nog kruisen naar de steiger voor de traditionele tussenstop. Daar bleek dat moederschip de Svane motorpech had en er dus geen lunch gegeten kon worden op de steiger. Jammer, want de vorige keer had ik daar heerlijke pompoensoep mogen proeven. We voeren verder naar het eiland en liepen vrijwel meteen vast. Bomen ging niet, dus maar overboord gestapt en de boot snel losgeduwd.

ZeeFier op de slenk bij Zoutkamp

ZeeFier -zwaarbeladen- op de slenk bij Zoutkamp

Op het eiland kregen Nikki en Dagmar de taak maishapjes uit te delen, zette Ben zijn legertent op, stalde zijn arsenaal uit en hielp ik met het opzetten van een hospitaaltent. Simon, Joris en Robert-Jan begrepen hoe dat moet: met bier, humor, veel spier- en een beetje denkkracht. Cookie was aanvankelijk aangelijnd maar werd al snel vrije verkenning van het eiland gegund. Ik weet zeker dat hij de hygiëne op het eiland heeft verbeterd…

Het eiland

Het eiland

‘s Avonds een heerlijk rijstmaal met alles erop en eraan, mooie muziek en kampvuur met marshmellows. Het regende die nacht flink maar mijn tent hield zich goed. Zelfs een klein plasje waar ik een rits had verwijderd bleef mooi buiten.

Zaterdag met z’n allen naar Lauwersoog en vooral: het Wad op. Robbert-Jan voer mee en wist vliegensvlug een neerhaler aan het voorzeil te maken.

De sluis door met enige vlinders in de buik (zou de anode voor de oorspronkelijke schroef geen ellende geven in zout water?). Met eb en koers noord-west voeren we op Ameland aan. Alle kleine schepen namen snel een flinke voorsprong, maar de Koh-I-Noor hield ons gezelschap. Ik wilde droogvallen en Cookie over het Wad laten rennen. We zochten de dichtstbijzijnde plaat op en probeerden daar op te komen. De boot liep langzaam vast, maar we vielen helaas niet droog. Ik zetten lopend het anker uit, Nikki en Dagmar verkenden de plaat en Ben speelde D-day. Cookie kregen we echter niet zo ver dat hij het water in wilde. Het was ook nog best ver naar de plaat.

ZeeFier op het Wad

ZeeFier op het Wad

Het werd al snel weer vloed, dus gingen we de volgende uitdaging aan: het havengat weer inkomen. De motor van ZeeFier is niet sterk genoeg om tegen de stroom op te gaan, dus goed mikken was het devies. Robbert-Jan was aan het roer en vertelde hoeveel hoger hij moest koersen. Ik kon me dat niet indenken zonder zelf het roer vast te houden en inderdaad, mega verlijering door het inkomende tij.

De sluis door zonder problemen, in de jachthaven aangelegd voor de accu’s en toen op ons gemakje naar het Booze Wijf. Zon, ijsjes, kroket en Duits bier maakten de middag compleet. De rest van het flotillje, waarvan sommigen Schier hadden gehaald, voegde zich bij ons. We aten een prima vis en friet schotel met z’n allen in de haven van Lauwersoog. De terugtocht moest kruisend worden afgelegd en er was niet heel veel wind. ZeeFier is dan niet op z’n best. Het duurde en duurde en werd donker. Robbert-Jan zocht met de kijker de horizon af naar boeien en ik stuurde op zijn aanwijzingen. De kijker maakte het verschil, want met het blote oog waren de boeien, vooral de rode, zo goed als onzichtbaar.

Pas om half elf ‘s avonds kwamen we binnen, enigzins verontwaardigd dat niemand ons was komen zoeken. Snel de tent weer opgezet. Kinderen en hond sliepen al snel, dus ik kon deelnemen aan het feestgedruis in de hospitaaltent. Heel gezellig weer. Niet al te laat naar bed.

Zondag rustig ontbijten en slotpalaver van Louis. Toen hij begon over het omlaagbrengen van de gemiddelde leeftijd wist ik dat ik aan de beurt was voor de wisseltrofee. André overhandigde mij die. Hij had de vorige keer gewonnen met Saeftinghe, een zelfgebouwde Hoogaars. Ik was erg verguld met de trofee en trots op mijn schip.

De terugtocht was met ruime wind, veel ruime wind. Zo veel dat we moesten reven, want ZeeFier dreigde uit het roer te lopen.

ZeeFier kon zich nog even van haar beste kant laten zien, met wing-and-wong, de Chinese variant op het melkmeisje.

ZeeFier Wing-and-wong

ZeeFier Wing-and-wong

 

 

Pinksteren 2012

Deze tocht beloofde een heel andere te worden dan de vorige. Minder geklus, minder ver en minder verlof van het ouderschap.

Nu de boot langszij het huis ligt waren alle strikt noodzakelijke klussen al gedaan en kon ik me concentreren op proviand. De kinderen gingen mee en kindergeduld is niet zo groot, dus het plan was om naar het Burgummer meer te varen en bij voldoende belangstelling een rondje te maken via Drachten en via Wartena terug naar Leeuwarden.

Deze keer zouden we niet op de boot gaan slapen want ik had tot mijn groot genoegen het zware bisonyl dekzeil van de boot gehaald en – waarschijnlijk voorgoed- op zolder opgeborgen. Ik had nog een simpel katoenen tentje, gekregen van een stel dat op het punt stond het weg te gooien op de gemeentewerf van Amersfoort.

Al op het van Harinxma kanaal was de route naar Burgum bezeild, dus met Nikki aan het stuur kon ik beide zeilen zetten. Dat voer meteen beduidend sneller dan op de elektromotor, die wel veel uithoudingsvermogen heeft maar niet zo snel is. Net voorbij het pondje over de Wide Hop kwamen we aan bakboord een zandgat tegen. Het was erg warm en de kinderen wilden graag een duik nemen, dus gingen we op verkenning. Ik zei dat bij de zandwal zouden aanleggen als er op het grote bord dat we zagen niet stond dat het gevaarlijk was. Verrekijker erbij en ja hoor ‘levensgevaarlijk – drijfzand’, maar we zagen wel allerlei mensen en honden zwemmen, dus gingen we voor anker en zwommen naar de kant. Geen drijfzand te zien en de wal liep zo steil af dat we de boot er vrijwel tegenaan konden meren. Na enig beraad besloten we dat te doen. Een groepje jongeren uit de buurt was er ook aan het zwemmen en aan het stunten met een terreinwagen maar daar hadden we geen last van. We besloten te blijven. Ik kon de boot zo meren dat je er zo uit kon stappen en in twee stappen op het droge stond.

De tent bleek een wonder van eenvoud: twee stokken en een noklat en hij stond al. Nikki ontfermde zich over de inrichting; Ben en ik gingen hout sprokkelen voor het kampvuur. Ook geen probleem: er was volop droog snoeihout. Toen alles gereed was, kregen we honger en belden naar Mirjam om samen te gaan eten in de buurt. Ze kon ons eerst niet vinden, maar de exacte gps-coördinaten van het geo-caching apparaat leidden haar snel naar ons. Mirjam vond de borden ‘levensgevaarlijk terrein’ wel wat verontrustend maar zag toch ook wel de charme van ons kampement. Na enig gezoek aten we bij een snackbar in Burgum, dat een wat ingeslapen indruk maakte. Het leek alsof er vooral senioren wonen.

Eenmaal terug hebben de kinderen nog bijna een uur in het water gespeeld. Toen het kampvuur aangestoken en marshmallows geroosterd. Prima. De kinderen wilden niet gaan slapen terwijl het nog licht was, maar ze waren toch aardig moe, dus sliepen zonder veel moeite in.  Eenmaal alleen kon ik bij het vuur mijmeren onder het genot van twee – nog koude- biertjes.  De sterrenhemel maakte het helemaal af. Het werd wel wat kouder, dus toen al het hout verkoold was gooide ik de vuurkuil dicht en ging er bovenop zitten.

De ochtend was klam en een beetje koud maar het ontbijt met gebakken ei is voor Nikki en mij altijd weer een feest. Ben kwam wat minder aan zijn trekken. Mijn voorstel om nog verder het Burgummer meer op te varen wezen de kinderen af en dus voeren we in anderhalf uur terug naar huis. Het duurde wel een tijdje voor ik weer schoon ship had, maar ik vond het toch de moeite waard. Het is heerlijk om vrij en ongehinderd buiten te kunnen kamperen en je omgeving te verkennen.

 

Pinksteren 2011

Vanwege onze emigratie naar Friesland moest de boot van Huizen naar Leeuwarden: de grote plas over. Peu nerveux was ik wel. Het kan behoorlijk tekeer gaan op het IJsselmeer, maar ja, toch doen natuurlijk. Wel zo spannend. En dat werd het ook.

Voordat we in stijl de plas over konden steken wilde ik eerst het zeiloppervlak van het grootzeil vergroten, want met de lange mast was het huidige zeil wat iel en bovendien wilde ik natuurlijk wel zo hard mogelijk kunnen varen. Reven kan altijd makkelijk.

Een beschrijving van deze operatie aan het zeil staat hier. Het was weer krap om alle voorbereidingen op tijd af te krijgen. Mijn vrouw heeft de waterkaarten moeten kopen. Ik kon nog net een bank afmaken in de kuip, proviand inslaan en toen was de tijd op.

Huizen-Hoorn

We gingen op 10 juni. Barry van het station gehaald, die om kwart voor vijf was opgestaan; wat een held. We moesten nog wat knoop-werk aan het zeil doen en de schoten opnieuw vastmaken, maar voeren om 10:00 uur weg. Op de motor naar de A6-brug bij Almere Poort. Na een half uurtje was Barry al de boot aan het voortslepen over de bodem van het Randmeer, want we hadden wier in de schroef. Dat zal ik echt niet missen. Er was nog nauwelijks wind, ook op het Markermeer niet, dus we voeren vrolijk door op de elektro motor. Barry keek naar het weer en zag rondom het Markermeer, waar het wolkloos was, twee wolkfronten liggen: boven Flevoland en boven Noord-Holland.
Bij het Paard om 14:30, na dus 4 en een half uur varen op 80% snelheid was er nog geen 40% uit de accu’s. Indrukwekkend. Het deed me goed deze punt nu eindelijk gerond te hebben. Ik had al twee pogingen gedaan (in 2008 en 2009).

Het paard van Marken

Het paard van Marken

Na Marken begon het wel te waaien maar precies uit Hoorn, waar we heen wilden. Dus kruisen en kruisen en nog meer kruisen. Het begon te regenen. Ik kreeg het zelfs koud, terwijl het net nog 23 graden was.

We waren op nog geen kilometer afstand van de waterpoort toen het begon te donderen boven Noord-Holland. al snel waren we het hoogste punt in de omtrek terwijl de bliksem regelmatig in de buurt insloeg. Barry’s woorden van geruststelling misten effect bij mij: ik wilde alleen nog maar zo snel mogelijk van de plas af.

Vlak voor Hoorn kregen we een flinke vlaag wind te verwerken waardoor we bijna water maakten. Ik kon oploeven en we kwamen er heelhuids uit. Het bleef echter niet bij 1 vlaag. Barry riep: ‘Haal de schoot uit de klem!’. Ik had dat net gedaan toen de wind ineens 180 graden draaide en ongenadig hard begin te loeien. Ook doorstaan door Barry’s wijze raad. Inmiddels waren we vlakbij de oude haven van Hoorn. Toen kwam de reddingsbrigade: “of wij ook schepen kenden die in de problemen zaten”. “Dat waren wij” zeiden we. Tot in de buitenhaven gezeild, toen kwamen we nog een reddingsboot tegen met vijf puberende reddingsjongens. Die vroegen we om een sleep de haven in en daar werden we keurig afgeleverd. Er werd voor de vorm zelfs een ‘after action report’ opgesteld.

We bleken precies daar te hebben gevaren waar de twee wolkenfronten op elkaar botsten. Dat verklaart die moorddadige draai van de wind van 180 graden. Als we toen de schoot niet los hadden gehad was ofwel de mast gebroken of de sloep gekapseisd.

We lagen inmiddels wel mooi in de binnenhaven vlakbij de hoofdtoren. Dektent opgezet en toen: honger! Een snelle, maar lekkere maaltijd en een goede whisky in de Waag zetten ons weer op de been.

De volgende morgen hadden we een subliem ontbijt met een gebakken eitje en sterke koffie. We hadden dat net achter die kiezen toen mijn ouders met nog meer proviand kwamen. Mijn vader Caf zou meevaren naar Enkhuizen.

Hoorn-Enkhuizen

Zonder wier in de schroef voeren we prima de plas op waar het een nette 3-4 waaide. Wijs geworden door de ervaringen van de dag ervoor monteerde ik snel klemkikkers voor de grootschoten in plaats van de oude klemmen. Ook een duikmes kreeg een plaatsje aan de voet van de mast.

Naar Enkhuizen was heerlijk: ZeeFier liep als een trein en we deden er geloof ik maar 2 uur over. Bij de sluis van Enkhuizen toch weer een onaangename verrassing: de motor weigerde. Ik vloeken. Er zit namelijk buitenboord een stekker in de controlekabel van de POD motor. Die stekker was – zo was me verzekerd- absoluut waterdicht. Ik denk van niet want het water had er al een poos tegenaan geklotst.

Dus maar een sleep gevraagd, want al zeilend de sluis in leek me niet verstandig. Een zeer professionele stuurman nam ons langszij. De opvarenden waren Duitsers, die op blafferige toon commando’s kregen van de Nederlandse stuurman. Ik dacht er van alles van, maar hield wijselijk mijn mond.

We werden keurig gedropt bij de Dromedaris en – super plek – mochten daar ook blijven liggen. Daarna de stad in: een zuidwester en een blok voor een neerhaler gekregen van Caf en een bezoek gebracht aan het Zuiderzeemuseum. Was wel leuk: oude ambachten in een modern jasje. Er was bijvoorbeeld een breimachine op wind en een stoel die opgebouwd werd uit plastic slierten uit een computergestuurde spuitmond. Ook een video van twee kunstenaars die heel low-tech een vorm goten met een roterende gietmal was inspirerend. Wellicht een toekomstig experiment voor mij.

Na en goede borrel bracht ik Barry naar het station, die wel blij was met het avontuur dat we hadden beleefd. Met Caf nog wat door de stad gedoold: het prachtige Snouck van Loosenpark  was een lust voor het oog, net als de rest van het stadje.

’s Avonds nog wel een leuk incident. Ik lag in mijn dektent wat te dommelen, toen ik een stel langs de kade hoorde lopen. De man zei: “kijk en dat is de boegspriet” doelend op mijn voormast.

Enkhuizen-Heeg

De volgende dag ging het dan echt gebeuren: de oversteek. Er waaide alweer een mooi ruim windje (3-4) naar Stavoren. Nu bleek het grotere zeil echt een prima aanwinst. We gingen hard: alle scherpe schepen konden we bijhouden en het was een schitterend gezicht: een ruige plas, veel schepen van allerlei pluimage en heel fijn zeilweer. Net ver genoeg om spannend te zijn en zo dicht bij de kusten dat een veilige haven nooit ver weg is. We turfden hokjes op de kaart en kwamen op een ruwe berekening van 6,5 knoop. Lekker!

De oversteek van Enkhuizen naar Stavoren

De oversteek van Enkhuizen naar Stavoren

Eenmaal bij de sluis van Stavoren begon het een tandje harder te waaien. Goed moment om nu Friesland in te varen. Deze keer deed de motor het wel en we persten ons al laatste de sluis in. Het schip naast ons (een beroeps nog wel) maakte een klassieke fout:e lijnen vastzetten in de sluis. Die moesten dus even snel worden gekapt. Een bijl was snel ter hand maar het broodmes deed het sneller.

De wachtrij Friesland uit was indrukwekkend lang. Blij dat we daar niet tussen lagen.

Nu voor de wind konden we grote delen wing-and-wong varen en kregen veel nieuwsgierige blikken. Tegen borreltijd lagen we gemeerd in Heeg, helemaal volgens plan. Mijn gezin, mijn moeder en schoonfamilie kwamen aan boord om mijn verjaardag te vieren.

De kinderen bleven aan boord slapen. We kregen niet heel veel rust die nacht, maar ach. Zondagochtend Heeg in voor een vers broodje. Helaas, helemaal niets te krijgen. Weird. Daar moeten ze het toch van hebben in Friesland? Mijn zoon was niet zo heel tevreden met de kombuis maar dochter was erg onder de indruk van het aan boord gebakken ei.

Heeg-Leeuwarden

Om een uur of tien uitgevaren op weg naar Grou. Het weer werd helaas wel meteen slecht, dus de kinderen schuilden onder de dektent en ik werd nat. Af en toe liet ik ze sturen zodat ik het voorzeil kon hijsen. Dat moest ik echter wel vier keer weer laten zakken om een brug te passeren. Ging op zich wel vlot, met name door alle nieuwe aquaducten. Een zelf bedacht en opzettelijk slecht gezongen liedje hield de sfeer erin.

Om een uur of drie waren we al bij het theehuis in Grou, waar de kinderen gauw in mama’s droge auto sprongen op weg naar Wii en Ipod. Hopelijk is er de volgende toch met hen wat beter weer.

Louis had gebeld en zou meevaren van Grou naar Leeuwarden. Ik nam een late lunch en prutste nog wat tot Louis kwam. In pestweer en grotendeel op de motor voeren we via de staandemastroute langs Wergea naar Leeuwarden. Op de plas deden we nog even een ererondje met vol zeil. Dat resulteerde in een hele mooie serie foto’s, die mijn schoonvader maakte.

Aanleggen aan de eigen steiger was een aparte gewaarwording, maar werd een beetje overschaduwd door Mirjam die uitgleed op de gladde steiger en haar vinger flink bezeerde en een steigerpaal die in de weg stond, waardoor de ZeeFier niet meteen goed lag aangemeerd. Een poosje later heb ik de paal er met een sleepboot eruit laten trekken. Dat vergde flink wat geweld – zoveel dat de paal zelfs brak.

Al met al een epische tocht, zoals Barry ze later beschreef voor collega’s. ZeeFier had zich prima geweerd in moeilijke omstandigheden. Bij mij duurde het nog wel een tijdje voor ik helemaal bekomen was van ons avontuur bij Hoorn, maar terugkijkend was dat één van de wijze lessen die je mee moet maken om veilig te varen.

 

Vergroting van het grootzeil – juni 2011

Voor de oversteek over het Ijsselmeer wilde ik het grootzeil vergroten. Het zeilontwerp aanpassen  doe ik op de makkelijke manier: knippen en plakken met OpenOffice Impress en Irfanview. Handig is bijvoorbeeld een foto van de ZeeFier met het oude zeil. Dat zeil knip ik eruit, schuif het omhoog op de mast en kan dan met de maten daarvan inschatten hoeveel zeil er nog onder past. Dan maak ik in Impress een blokje ter grootte van het extra zeil en hang het onder de foto van het huidige zeil.XX Ik schuif net zo lang met blokjes en stukken foto tot het ‘er goed uitziet’. Uiteindelijk besloten er nog 9m2 onder te plakken.

Het resultaat van knippen en plakken in Impress en Irfanview

Bij Frank materiaal gehaald: tape, garen en doek. Het extra zeildeel heb ik uitgelegd, met het tape de verticale stroken aan elkaar geplakt en de randen met een soldeerbout gesmolten tegen het rafelen. Daarna de rand 5 centimeter naar binnen gevouwen, met nietjes vastgezet en er een dun touwtje doorheen gehaald. De omgevouwen rand zette ik met 1 zig-zag steek vast. Daarna trok ik het lijkentouw (pre-stretched schoot) aan het dunne touw door de vastgenaaide rand. Dan de naaimachinevoet verwisselen naar een ritsvoet, zodat je dicht tegen het lijkentouw aan een simpele rechte steek kan zetten. Nu is de hele rand dus dubbel en van lijkentouw voorzien. Sterk zat voor een jonk. Als je wilt kun je op de plek waar je ringen wilt slaan nog meer zeildoek in het zakje voegen (vastzetten met tape en er daarna gewoon overheen naaien). Alleen de overgang van het oude naar het nieuwe zeil was wat lastig: op advies van Frank had ik de zeildelen gewoon over elkaar heen gelegd en op elkaar genaaid met twee zigzag steken. Dat was veel materiaal om doorheen te komen met een geleende handnaaimachine, dus deed ik de moeilijke stukjes met de hand. Op het achterlijk zit een soort kom waar het oude en het nieuwe deel niet helemaal netjes in elkaar overlopen, maar ja, het zal best zeilen.

Daarna moesten wel alle staken weer worden vastgezet op het zeil. Dat ging verrassend soepel: ik had van te voren bedacht dat er weer zes staken zouden komen, maar de onderste twee zouden naar beneden verhuizen met een grotere tussenruimte. Fijne bijkomstigheid was dat ik dus geen extra staken hoefde te maken.

Veranderingen aan zeilplan

De twee zeilen raakten elkaar, dus heb ik het voorste zeil met 60 centimeter ingekort. Ik wilde aanvankelijk de schoot aan bak- en aan stuurboord behouden maar Louis overtuigde me om de schoot alleen aan de achterkant van de staken te bevestigen zoals gebruikelijk is (als je de ruimte hebt). De ruimte is groot genoeg: grootzeil en schoot van het voorzeil passeren elkaar. Voordeel van deze opzet is dat ik veel minder last heb van schoten die verstrikt raken in de uiteinden van de staken (een bekend nadeel van dubbele schoten). Het nadeel is dat de ‘ twist’ van het voorzeil best groot is. De schuine voormast verergert dit.

Ik zal eerst proberen de schoot van het voorzeil aan een of meer hogere staken vast te maken. Kijken of dat wat doet.

Pinksteren 2010: Via Zwartsluis en Randmeren naar thuishaven

Voorbereiding

Dankzij de geweldige hulp van Louis was het voorzeil al klaar voor actie. Voor beide zeilen had hij een giek gemaakt van stevig grenen en lussen van staaldraad om de gieken veilig en verstelbaar op te hangen. Al met al een veel steviger geheel dan de lasogen die ik oorspronkelijk aan de gieken had geschroefd.

De beschoting van het voorzeil had Louis aangepast naar 1 schoot in plaats van twee. Daardoor raken er geen sheetlets meer verstrikt in de uiteinden van de staken bij het achterlijk.

Door tijdgebrek had ik nog 1 dag om het grootzeil weer aan de staken te knopen, te testen en de tocht naar de Randmeren te beginnen. Mijn vader hielp me met het knopen van de staken. De mast zetten we vast met een sjorband. Dat werkte heel goed: de band werd mooi in de halfronde uitsparing in de bank gedrukt en zat zo vast als een huis. De mooie mastbeugel die Albert had gemaakt zal ik pas toepassen als ik de bank ga vervangen. Dat is nu teveel werk.

Enige hoofdbrekens kostten de lazy-jacks. We kozen een quick-and-dirty oplossing door twee ogen vanuit de masttop te gebruiken als draaipunt voor een lange lijn die de hele zeilbundel bij elkaar moest houden.

‘s Avonds was het dan toch tijd voor een eerste beproeving van het tuig met de nieuwe mast en kiel op de Beulaker Wijde. Er stond een keurig oefenwindje van kracht 3 uit het noorden. Het hijsen was even lastig omdat we de goede lijn moesten zien te vinden. Met een jonktuig zijn dat er toch wel een aantal om uit te kiezen. Om het grootzeil mooi recht te krijgen waren de ‘luff hauling parrel’ (een lijn om het voorlijk te trimmen die van staak naar staak via de mast zig-zag omhoog loopt) en de ‘yard hauling parrel’ (om de giek naar de mast te trekken) onontbeerlijk.

Luff Hauling Parrel

Luff Hauling Parrel om het voorlijk te trimmen met op de achtergrond het voorzeil op voordewindse koers

Tot mijn grote vreugde verlijerden we niet, konden best hoog aan de wind varen (60 graden schat ik) en het allermooiste: we konden zonder meer overstag! Dat was natuurlijk de grote gok die ik genomen had met het monteren van een langkiel. De ZeeFier had er zelfs bij kracht drie duidelijk zin in. Opgelucht en blij sloten we de proefvaart af.

Eerste Pinksterdag

Om half tien voer ik uit op weg naar Zwartsluis. De wind was helaas gedraaid die nacht dus naar Zwartsluis zou ik moeten motoren. Dankzij de stille elektromotor niet echt een straf. Het was prachtig zonnig weer. Om half twaalf was ik onder de laatste brug door en op het Zwarte Water. Nu op groot water kon ik door de westenwind de zeilen helaas nog niet hijsen. Wel tijd genoeg om van het mooie landschap te genieten. Het deed me een beetje denken aan het Lauwersmeer maar dan niet zo wild: je kon altijd wel sporen van de ‘beschaving’ zien.

De imposante balgstuw bij Ramspol paseerde ik nog steeds op de motor en inmiddels wilde ik toch wel heel graag zeilen maar ik moest helemaal doorvaren tot aan Schokkerhaven voor het zover was. Ik probeerde met een touwtje het roer vast te zetten zodat ik me door de boot kon bewegen maar dat was niet zo’n groot succes: ik moest regelmatig bijsturen naar bakboord.

Pas om drie uur was ik eindelijk in staat de zeilen uit te proberen. Enigszins gespannen was ik wel: hoe zou dat gaan alleen? Het waaide niet zo hard: windkracht drie uit het Westen. Het hijsen en zetten van de zeilen ging heel soepel. Ik moest een keer terug naar het roer om bij te sturen. Eenmaal de Schokkerhaven uit kreeg de sloep al goed vaart en de zeilen stonden ook nog goed in balans. Ik kon het roer nu wel loslaten en kon op mijn gemak de lijnen opschieten. Dat is een echte kick: alles werkt zo precies goed dat je je vrij kan bewegen op je schip!

Ik zeg altijd dat de sloep niet bedoeld is om te racen maar ik ben stiekem toch altijd wel benieuwd welke boten ik kan bijhouden of moet laten passeren. Voor de wind naar de Roggebotsluis deed zich een uitstekende gelegenheid voor: een wit plastic jachtje dat met beide zeilen ook voor de wind ging. Nu kon ik het geheime wapen van de jonkzeiler inzetten: wing-and-wong. Met wat duwen kon ik het voorzeil over stuurboord zetten en het grootzeil over bakboord. Beiden helemaal uit. Ging goed maar ik bleef steeds net achter het plastic jachtje. Geheim wapen numero twee: de elektro motor iets aan zodat de weerstand van de schroef wordt opgeheven. Dat leverde een overtuigende voorsprong op. Ik hoorde een jongetje aan boord van het jacht nog zeggen: ‘hoe kan het nou dat dat schip ons nu opeens inhaalt?. Je merkt inderdaad niets van die motor. Gniffel.

Het navigeren op het ketelmeer viel me trouwens bar tegen: met verrekijker en kaart was ik toch nog in verwarring hoe ik nu van het meer af moest varen. De cijfers op de tonnen kon ik niet lezen door de afstand. Een telefoontje naar mijn vader zorgde voor de juiste koers.

Om drie uur was ik bij de sluis. Door de pomp in de sluis kwam ik schuin in de sluis te liggen en liep er niet helemaal regulier uit. Oh well 😉 Op het Dronter Meer wilde ik verder zeilen maar er was eigenlijk geen wind meer. Pas een half uurtje voor Elburg begon het weer te waaien en kon ik met een beetje mazzel de brug bij Elbrug nog halen voor zeven uur. Met vol zeil kwam ik aanzeilen om vijf voor zeven en ik vroeg met net af of ik wel zeilend door de brug zou mogen toen de brugwachter de bediening staakte. Service op zijn Hollands of had ik de zeilen moeten strijken?

Afijn, dan maar Elburg in. Ik herinnerde het me als een mooi vestingstadje dat ik op mijn gemak zou kunnen verkennen. In de haven had ik mazzel: ik was helemaal naar de binnenhaven gevaren langs kilometers varende caravans en kon schuin tegenover het havenkantoor meren in een box met stroom en vriendelijke buren.Ik manoeuvreerde achteruit de box in en vergat een lijn om een paal te slaan. Toen moest ik dat over een afstand van drie meter en onder het toeziend oog van de buren alsnog doen. Ik vind het niet erg prettig als ik voor het oog van een ander sta te hannessen maar ik gooide in één keer raak en werd toen ‘de oude cowboy’ gedoopt. Ik wilde nog protesteren tegen mijn kennelijke leeftijd maar ja.

Bij het inparkeren in de box begon de schroef vreemde geluiden te maken en ja hoor: ik had een plastic zak te pakken. Eerst voor de boot gezorgd: accu’s aan de stroom, wat kleine correctie op de sheetlets, rommel opruimen, plastic grotendeels uit de schroef gevist  en even wat kletsen met de buren. Toen ‘de stad in’.

Honger had ik helemaal niet dus ging ik maar een stuk lopen. De rafelranden van een stad of dorp waar de verlaten schuren en aftandse fabriekjes staan interesseren me altijd het meest. Ik raak dan aan het fantaseren wat je daar allemaal mee zou kunnen doen en hoe het er vroeger uitgezien moet hebben. Een prachtig voorbeeld kwam ik binnen vijf minuten tegen:

Rafelrandje in Elburg

Iets verderop kwam Elburg echt tot zijn recht: Vanaf de oude stadswal kijk je de omringende polder in aan de noordkant van Elburg.

Uitzicht over de polder aan de noordkant van Elburg

Uitzicht over de polder aan de noordkant van Elburg

Ik vervolgde mijn rondje en kwam bij een monument voor gevallen verzetsstrijders. Nog op 18 april 1945 was een man aan zijn einde gekomen. Intens treurig – vlak voor de bevrijding.

De binnenstad van Elburg is nog vrijwel ongeschonden: er is een touwslagerij, een stadsboederij waar nog steeds koeien op stal staan in de winter en de stichting tot behoud van de Elburger botter met een eigen werf. Ik vermeed de druk beztte terrassen, scoorde een heerlijk ijsje en keerde behoorlijk moe bootwaarts. Het weer was zo goed dat ik in de open boot sliep, recht onder de Grote Beer. Muggen waren er gelukkig nauwelijks.

Tweede Pinksterdag

Net na het douchen herinnerde ik me dat er nog plastic in de schroef zat: dus moest ik meteen het water in om dat te verwijderen. Het was gelukkig niet erg koud, maar als dergelijke klusjes niet zouden hoeven zou dat wel fijn zijn. Voor vertrek wilde ik eigenlijk nog mijn bilge leegpompen want daar stond behoorlijk wat smerig water in- een overblijfsel van de diesel die er vroeger in zat. Ik zag er echter vanaf omdat ik nog een eind zou moeten zeilen. Tot mijn verrassing ging de brug pas om 10:00 uur open en had ik dus best mijn bilge kunnen leegpompen.

Ik had helaas weer wind tegen en niet zo’n beetje ook: 4-5 uit West/Zuid-West. Ik ging eerst een stuk opkruisen. Ik won wel keurig hoogte. Fijn, want dat was me vorig jaar zonder de kiel helemaal niet gelukt, maar het schoot toch niet erg op.  Ik liet de zeilen staan en ging motoren. Dat was nog niet zo’n gelukkige combinatie. Door de golfslag slaat het voorzeil steeds tegen de mast en zag ik de mast heen en weer buigen. Ik kon het roer echter niet loslaten om er wat aan te doen. Pas bij het eiland de Krooneend zag ik dieper stekende schepen ver naast de vaargeul varen en waagde ik me weer aan een rak. Dat ging geweldig! De ZeeFier liep als een trein. Met vol zeil schoot ik door het aquaduct bij Harderwijk. Aan het strand zag ik een heel champignonveld met kitesurfers, die ook allemaal erg hard gingen. Het buiswater kwam inmiddels over de vloer en ik vreesde voor de inhoud van mijn sporttas.

ZeeFier aan de wind bij Harderwijk

ZeeFier aan de wind bij Harderwijk

Na Harderwijk kon ik alweer een scherp jacht aftroefen, leuk! Op de wat ruimere koersen moest ik echter wel als een idioot aan de helmstok trekken. Dat compenseerde ik eerst door het grootzeil zover mogelijk naar voren te trekken. Dat hielp wel wat maar trimmogelijkheden voor het voorzeil had ik toen ook wel goed kunnen gebruiken.

Bij Zeewolde ging het zo hard dat ik heel even in plané leek te gaan. Ik zag mijn boeggolf net iets achter het midden van het schip. Erg cool! Bij Zeewolde kwam ik de waterscouts tegen die foto’s van mijn schip maakten.

ZeeFier bij Zeewolde

Halve wind bij Zeewolde

Vol tuig van opzij

Vol tuig van opzij

Tot aan Nulde ging het zeer voorspoedig. Na Nulde had ik weer wind tegen, dus streek ik de zeilen maar en voer op de motor door het Nijkerkernauw. Bij het Eemmeer rook ik de stal, maar het kruisen schoot alweer niet op. Pas ruim op het Eemmeer deed ik nog een poging, aangezet door een Spakenburgse botter die vlak onder de dijk heel mooi overstag ging zonder veel snelheid te verliezen. De wind ging echter liggen en dus het laatste stuk maar weer op de motor. Ik heb de generator nog een half uur gedraaid om de accu’s niet al te zwaar te ontzien. Totaal op twee dagen varen maar een half uur echt lawaai vond ik niet slecht. Zo lawaaiig is de Honda niet eens, maar de acculader trekt heel onregelmatig stroom dus dat levert een vrij irritant wisselend geluid op.

Om acht uur was ik in de thuishaven. De sporttas was inderdaad flink nat en 1 slaapzak ook. Een erg plezierige tocht. Ik was heel tevreden over de zeilen en vooral ook over de motor die me zelfs bij sterke tegenwind vooruit had geholpen. De zeilen werkten goed, de kiel deed zijn werk uitstekend. Alleen het voorzeil moet nog wat trimmogelijkheden hebben en tegen de mast worden aangehouden. Ook daar maar een ‘yard hauling parrel’ maken en ‘batten parrels’ (lijntjes om de staken tegen de mast te houden).

Met dank aan Jurjen voor de mooie foto’s!

Nieuwe kiel en nieuwe mast bij Innovaar

Na het nodige denkwerk en gereken besloot ik Albert een plaatkiel onder de ZeeFier te laten lassen. Totale diepgang zou daarmee nog steeds maar zo’n 60 cm worden en de neiging om te verlijeren flink verminderd.

Ook nog ruimte in het budget gevonden voor een nieuwe mast. Heel fijn, want de huidige houten mast is rot en eigenlijk te kort. De nieuwe mast zal 8 meter worden en helemaal van aluminium. Hoef ik dus nooit meer wat aan te doen. Heerlijk!

Verder heeft Albert de bevestigingen van de doft verstevigd en een werkelijk prachtig achterdek gelast voor alle electrische componenten. Aan dek van de Varia Nova kon ik nog even twee lagen anti-fouling aanbrengen.  Laat seizoen 2010 nou maar komen.

ZeeFier met de nieuwe kiel

Eerste tocht 2010

Van de tijdelijke ligplaats van Innovaar in Lemmer gevaren om de ZeeFier verder te tuigen en zeilklaar te maken voor seizoen 2010.  Wouter maakte deze foto van de afvaart:

Afvaart uit Lemmer

Met de nieuwe mast los mee en lavastenen bij wijze van balast. Het was weer even improviseren natuurlijk, maar gelukkig zijn er meer mensen die meedenken: Louis had een waterkaart, ik had een regenbroek, we hadden allemaal sjaals en handschoenen. Goed ingepakt maar goedgemutst gingen we de donkere wolken tegemoet. Het was niet echt de vraag of maar eerder wanneer het zou gaan regenen. Om ons niet af te schrikken wilde Wouter ons buienradar op zijn iPhone niet laten zien.

In Lemmer zagen we nog een net opgeleverde stalen platbodem. Ik zei tegen Simon: “volgens mij zit dat beslag op die zwaarden aan de verkeerde kant”. Simon: “Ja, het hele zwaard zit aan de verkeerde kant”.  So much for Neerlands scheepsbouwkunde.

Tot en met de Groote Brekken  hadden we de wind in de rug. Motor liep soepel en heel stil. Het Tjeukemeer ging boven verwachting: er waaide een windkracht 3 van opzij, maar dankzij de nieuwe kiel hield de ZeeFier keurig koers. We waren in een half uurtje het meer over en het was nog steeds droog. Koud van het meer af begon het te plenzen. Eerst ging Simon schuilen, daarna Louis en ik. De stuurman had ‘de broek aan’: we hadden maar 1 regenbroek mee.

Simon vond het allemaal prachtig en vloot zich een weg tot aan de Driewegsluis. Daar konden we even opdrogen bij een bord mosterdsoep in een overigens helemaal leeg restaurant. De slingerende Linde net na de sluis vond ik één van de mooiste stukjes.

Bij Ossenzijl nog even getwijfeld of we niet moesten stoppen (het was wel heel erg nat). Toch maar verder. Met afwisselend een stuk onder het zeil en dan weer aan het roer was het wel te doen. Drop en rookwaar hielpen een handje.

Onderweg vooral veel varende carvans tegengekomen en een ponton met drie drijfnatte rietwerkers.

Dankzij de generator konden we op volle snelheid doorvaren en schoot het toch nog redelijk op. De bruggen werden vlot bediend. Bij het Giethoornse meer klaarde het gelukkig op en werd ons uithoudingsvermogen beloond met een prachtige regenboog:

Regenboog op het Giethoornse meer

Aan het eind werd het toch nog even spannend want aan de overkant van het meer bliksemde het opeens. De onweersbui trok gelukkig aan ons voorbij.

Nat maar voldaan konden we weer een goede tocht bijschrijven in de boeken van de ZeeFier.

Pinksteren 2009: tweede poging om bijeenkomst sloepwezen te bereiken

Dit jaar moest en zou het lukken om de bijeenkomst van het sloepwezen in de haven van Hoorn te bereiken. In 2008 had ik maar 1 zeil en deed de motor het niet goed. dit jaar deed de motor het prima en had ik twee zeilen. Bovendien had ik Frank en Louis bij me – allebei ervaren zeilers. Wat kon er mis gaan?

Na wat veiligheidsmaatregelen aan het tuig voeren we voor de wind weg. Dat betekende ruime en halve wind naar Hoorn. Zag er goed uit. Op het Markermeer bij ruime wind was het een genot.

Halve wind tussen Pampus en Marken

Halve wind tussen Pampus en Marken

Er stond wat teveel spanning op de onderste staken van het voorzeil maar de ZeeFier voer bij ruime wind wel leuk.

De beste stuurlui aan boord

De beste stuurlui aan boord

Maar toen draaide de wind, waardoor we scherp aan de wind naar Marken moesten varen. Dat lukte niet: we konden geen hoogte winnen. Halve wind was maximaal. Uiteindelijk de zeilen maar gestreken en op de motor naar de wal. De motor leverde niet voldoende vermogen om goed tegen de golven op te kunnen. De schroef kwam regelmatig uit het water. Het was kruipen naar de wal. Echt niet leuk.

We legden aan bij de windmolen net onder Marken en wachtten daar op betere wind. Gelukkig kwamen we op culinair gebied bepaald niet tekort. Na een paar uur besloten we te blijven liggen want het ging alleen maar harder waaien maar nog steeds vanuit de verkeerde hoek om naar Hoorn te komen.

ZeeFier bij Marken

ZeeFier bij Marken

‘s Ochtends was de situatie niet veranderd. We praatten wat met de buren, zetten de plakletters op de boot en keerden terug naar de thuishaven.

Plakletters op de boeg

Plakletters op de boeg

Op de terugweg toch nog wel even een kick: we voeren op de elektromotor dwars door een heel veld aangemeerde boten met zonnende mensen. Volkomen geluidloos. Frank vond het stoer en dat was het.

Ik had wel een flinke kater dat het weer niet gelukt was Hoorn te bereiken en zag erg op tegen de moeite die het zou kosten om enigszins fatsoenlijk aan de wind te kunnen varen. Het heeft dan ook bijna een half jaar geduurd voordat ik deze post schreef. De boot ligt inmiddels in Lemmer voor de montage van een plaatkiel. Zie deze post.

« Older posts Newer posts »

© 2024 ZeeFier

Theme by Anders NorenUp ↑