Voorbereiding

Dankzij de geweldige hulp van Louis was het voorzeil al klaar voor actie. Voor beide zeilen had hij een giek gemaakt van stevig grenen en lussen van staaldraad om de gieken veilig en verstelbaar op te hangen. Al met al een veel steviger geheel dan de lasogen die ik oorspronkelijk aan de gieken had geschroefd.

De beschoting van het voorzeil had Louis aangepast naar 1 schoot in plaats van twee. Daardoor raken er geen sheetlets meer verstrikt in de uiteinden van de staken bij het achterlijk.

Door tijdgebrek had ik nog 1 dag om het grootzeil weer aan de staken te knopen, te testen en de tocht naar de Randmeren te beginnen. Mijn vader hielp me met het knopen van de staken. De mast zetten we vast met een sjorband. Dat werkte heel goed: de band werd mooi in de halfronde uitsparing in de bank gedrukt en zat zo vast als een huis. De mooie mastbeugel die Albert had gemaakt zal ik pas toepassen als ik de bank ga vervangen. Dat is nu teveel werk.

Enige hoofdbrekens kostten de lazy-jacks. We kozen een quick-and-dirty oplossing door twee ogen vanuit de masttop te gebruiken als draaipunt voor een lange lijn die de hele zeilbundel bij elkaar moest houden.

‘s Avonds was het dan toch tijd voor een eerste beproeving van het tuig met de nieuwe mast en kiel op de Beulaker Wijde. Er stond een keurig oefenwindje van kracht 3 uit het noorden. Het hijsen was even lastig omdat we de goede lijn moesten zien te vinden. Met een jonktuig zijn dat er toch wel een aantal om uit te kiezen. Om het grootzeil mooi recht te krijgen waren de ‘luff hauling parrel’ (een lijn om het voorlijk te trimmen die van staak naar staak via de mast zig-zag omhoog loopt) en de ‘yard hauling parrel’ (om de giek naar de mast te trekken) onontbeerlijk.

Luff Hauling Parrel

Luff Hauling Parrel om het voorlijk te trimmen met op de achtergrond het voorzeil op voordewindse koers

Tot mijn grote vreugde verlijerden we niet, konden best hoog aan de wind varen (60 graden schat ik) en het allermooiste: we konden zonder meer overstag! Dat was natuurlijk de grote gok die ik genomen had met het monteren van een langkiel. De ZeeFier had er zelfs bij kracht drie duidelijk zin in. Opgelucht en blij sloten we de proefvaart af.

Eerste Pinksterdag

Om half tien voer ik uit op weg naar Zwartsluis. De wind was helaas gedraaid die nacht dus naar Zwartsluis zou ik moeten motoren. Dankzij de stille elektromotor niet echt een straf. Het was prachtig zonnig weer. Om half twaalf was ik onder de laatste brug door en op het Zwarte Water. Nu op groot water kon ik door de westenwind de zeilen helaas nog niet hijsen. Wel tijd genoeg om van het mooie landschap te genieten. Het deed me een beetje denken aan het Lauwersmeer maar dan niet zo wild: je kon altijd wel sporen van de ‘beschaving’ zien.

De imposante balgstuw bij Ramspol paseerde ik nog steeds op de motor en inmiddels wilde ik toch wel heel graag zeilen maar ik moest helemaal doorvaren tot aan Schokkerhaven voor het zover was. Ik probeerde met een touwtje het roer vast te zetten zodat ik me door de boot kon bewegen maar dat was niet zo’n groot succes: ik moest regelmatig bijsturen naar bakboord.

Pas om drie uur was ik eindelijk in staat de zeilen uit te proberen. Enigszins gespannen was ik wel: hoe zou dat gaan alleen? Het waaide niet zo hard: windkracht drie uit het Westen. Het hijsen en zetten van de zeilen ging heel soepel. Ik moest een keer terug naar het roer om bij te sturen. Eenmaal de Schokkerhaven uit kreeg de sloep al goed vaart en de zeilen stonden ook nog goed in balans. Ik kon het roer nu wel loslaten en kon op mijn gemak de lijnen opschieten. Dat is een echte kick: alles werkt zo precies goed dat je je vrij kan bewegen op je schip!

Ik zeg altijd dat de sloep niet bedoeld is om te racen maar ik ben stiekem toch altijd wel benieuwd welke boten ik kan bijhouden of moet laten passeren. Voor de wind naar de Roggebotsluis deed zich een uitstekende gelegenheid voor: een wit plastic jachtje dat met beide zeilen ook voor de wind ging. Nu kon ik het geheime wapen van de jonkzeiler inzetten: wing-and-wong. Met wat duwen kon ik het voorzeil over stuurboord zetten en het grootzeil over bakboord. Beiden helemaal uit. Ging goed maar ik bleef steeds net achter het plastic jachtje. Geheim wapen numero twee: de elektro motor iets aan zodat de weerstand van de schroef wordt opgeheven. Dat leverde een overtuigende voorsprong op. Ik hoorde een jongetje aan boord van het jacht nog zeggen: ‘hoe kan het nou dat dat schip ons nu opeens inhaalt?. Je merkt inderdaad niets van die motor. Gniffel.

Het navigeren op het ketelmeer viel me trouwens bar tegen: met verrekijker en kaart was ik toch nog in verwarring hoe ik nu van het meer af moest varen. De cijfers op de tonnen kon ik niet lezen door de afstand. Een telefoontje naar mijn vader zorgde voor de juiste koers.

Om drie uur was ik bij de sluis. Door de pomp in de sluis kwam ik schuin in de sluis te liggen en liep er niet helemaal regulier uit. Oh well 😉 Op het Dronter Meer wilde ik verder zeilen maar er was eigenlijk geen wind meer. Pas een half uurtje voor Elburg begon het weer te waaien en kon ik met een beetje mazzel de brug bij Elbrug nog halen voor zeven uur. Met vol zeil kwam ik aanzeilen om vijf voor zeven en ik vroeg met net af of ik wel zeilend door de brug zou mogen toen de brugwachter de bediening staakte. Service op zijn Hollands of had ik de zeilen moeten strijken?

Afijn, dan maar Elburg in. Ik herinnerde het me als een mooi vestingstadje dat ik op mijn gemak zou kunnen verkennen. In de haven had ik mazzel: ik was helemaal naar de binnenhaven gevaren langs kilometers varende caravans en kon schuin tegenover het havenkantoor meren in een box met stroom en vriendelijke buren.Ik manoeuvreerde achteruit de box in en vergat een lijn om een paal te slaan. Toen moest ik dat over een afstand van drie meter en onder het toeziend oog van de buren alsnog doen. Ik vind het niet erg prettig als ik voor het oog van een ander sta te hannessen maar ik gooide in één keer raak en werd toen ‘de oude cowboy’ gedoopt. Ik wilde nog protesteren tegen mijn kennelijke leeftijd maar ja.

Bij het inparkeren in de box begon de schroef vreemde geluiden te maken en ja hoor: ik had een plastic zak te pakken. Eerst voor de boot gezorgd: accu’s aan de stroom, wat kleine correctie op de sheetlets, rommel opruimen, plastic grotendeels uit de schroef gevist  en even wat kletsen met de buren. Toen ‘de stad in’.

Honger had ik helemaal niet dus ging ik maar een stuk lopen. De rafelranden van een stad of dorp waar de verlaten schuren en aftandse fabriekjes staan interesseren me altijd het meest. Ik raak dan aan het fantaseren wat je daar allemaal mee zou kunnen doen en hoe het er vroeger uitgezien moet hebben. Een prachtig voorbeeld kwam ik binnen vijf minuten tegen:

Rafelrandje in Elburg

Iets verderop kwam Elburg echt tot zijn recht: Vanaf de oude stadswal kijk je de omringende polder in aan de noordkant van Elburg.

Uitzicht over de polder aan de noordkant van Elburg

Uitzicht over de polder aan de noordkant van Elburg

Ik vervolgde mijn rondje en kwam bij een monument voor gevallen verzetsstrijders. Nog op 18 april 1945 was een man aan zijn einde gekomen. Intens treurig – vlak voor de bevrijding.

De binnenstad van Elburg is nog vrijwel ongeschonden: er is een touwslagerij, een stadsboederij waar nog steeds koeien op stal staan in de winter en de stichting tot behoud van de Elburger botter met een eigen werf. Ik vermeed de druk beztte terrassen, scoorde een heerlijk ijsje en keerde behoorlijk moe bootwaarts. Het weer was zo goed dat ik in de open boot sliep, recht onder de Grote Beer. Muggen waren er gelukkig nauwelijks.

Tweede Pinksterdag

Net na het douchen herinnerde ik me dat er nog plastic in de schroef zat: dus moest ik meteen het water in om dat te verwijderen. Het was gelukkig niet erg koud, maar als dergelijke klusjes niet zouden hoeven zou dat wel fijn zijn. Voor vertrek wilde ik eigenlijk nog mijn bilge leegpompen want daar stond behoorlijk wat smerig water in- een overblijfsel van de diesel die er vroeger in zat. Ik zag er echter vanaf omdat ik nog een eind zou moeten zeilen. Tot mijn verrassing ging de brug pas om 10:00 uur open en had ik dus best mijn bilge kunnen leegpompen.

Ik had helaas weer wind tegen en niet zo’n beetje ook: 4-5 uit West/Zuid-West. Ik ging eerst een stuk opkruisen. Ik won wel keurig hoogte. Fijn, want dat was me vorig jaar zonder de kiel helemaal niet gelukt, maar het schoot toch niet erg op.  Ik liet de zeilen staan en ging motoren. Dat was nog niet zo’n gelukkige combinatie. Door de golfslag slaat het voorzeil steeds tegen de mast en zag ik de mast heen en weer buigen. Ik kon het roer echter niet loslaten om er wat aan te doen. Pas bij het eiland de Krooneend zag ik dieper stekende schepen ver naast de vaargeul varen en waagde ik me weer aan een rak. Dat ging geweldig! De ZeeFier liep als een trein. Met vol zeil schoot ik door het aquaduct bij Harderwijk. Aan het strand zag ik een heel champignonveld met kitesurfers, die ook allemaal erg hard gingen. Het buiswater kwam inmiddels over de vloer en ik vreesde voor de inhoud van mijn sporttas.

ZeeFier aan de wind bij Harderwijk

ZeeFier aan de wind bij Harderwijk

Na Harderwijk kon ik alweer een scherp jacht aftroefen, leuk! Op de wat ruimere koersen moest ik echter wel als een idioot aan de helmstok trekken. Dat compenseerde ik eerst door het grootzeil zover mogelijk naar voren te trekken. Dat hielp wel wat maar trimmogelijkheden voor het voorzeil had ik toen ook wel goed kunnen gebruiken.

Bij Zeewolde ging het zo hard dat ik heel even in plané leek te gaan. Ik zag mijn boeggolf net iets achter het midden van het schip. Erg cool! Bij Zeewolde kwam ik de waterscouts tegen die foto’s van mijn schip maakten.

ZeeFier bij Zeewolde

Halve wind bij Zeewolde

Vol tuig van opzij

Vol tuig van opzij

Tot aan Nulde ging het zeer voorspoedig. Na Nulde had ik weer wind tegen, dus streek ik de zeilen maar en voer op de motor door het Nijkerkernauw. Bij het Eemmeer rook ik de stal, maar het kruisen schoot alweer niet op. Pas ruim op het Eemmeer deed ik nog een poging, aangezet door een Spakenburgse botter die vlak onder de dijk heel mooi overstag ging zonder veel snelheid te verliezen. De wind ging echter liggen en dus het laatste stuk maar weer op de motor. Ik heb de generator nog een half uur gedraaid om de accu’s niet al te zwaar te ontzien. Totaal op twee dagen varen maar een half uur echt lawaai vond ik niet slecht. Zo lawaaiig is de Honda niet eens, maar de acculader trekt heel onregelmatig stroom dus dat levert een vrij irritant wisselend geluid op.

Om acht uur was ik in de thuishaven. De sporttas was inderdaad flink nat en 1 slaapzak ook. Een erg plezierige tocht. Ik was heel tevreden over de zeilen en vooral ook over de motor die me zelfs bij sterke tegenwind vooruit had geholpen. De zeilen werkten goed, de kiel deed zijn werk uitstekend. Alleen het voorzeil moet nog wat trimmogelijkheden hebben en tegen de mast worden aangehouden. Ook daar maar een ‘yard hauling parrel’ maken en ‘batten parrels’ (lijntjes om de staken tegen de mast te houden).

Met dank aan Jurjen voor de mooie foto’s!